Page images
PDF
EPUB

hoogzels zyn zamengefteld, is van eene losfe zelfstandig. heid, zo dat ze geduurig afvalt, en fteeds herstelling behoeft. In den besten ftaat zyn ze nog flegte befchermmiddelen van eigendom: ingevolge hiervan zouden veelvuldige overloopingen tusfchen digt aan elkander liggende. Nabuuren moeten voorvallen, die aanleiding tot pleitgedingen gaven, indien zy de voorzorg niet gebruikten om alle hunne Schaapen te merken, en ook veelal hunne kleine Paarden.

Het Gemeene Volk op dit Eiland is, zeker, van een luijen en werkloozen aart. Zy liggen tot zeer laat in den morgen te bedde, en, door noodzaaklykheid daar uit opftaande, begeeven zy zich, met een blykbaaren wederzin, aan hunne onderfcheide bezigheden. Dit Character wordt eenpaarig gegeeven van het Werkvolk op dit Eiland in 't algemeen, door de zodanigen, die hun langen tyd gekend hebben. Nogthans ftemmen zy allen toe, dat 'er eene foort van bezigheid is, welke zy met de grootste vaardig heid aanvangen; te weeten, de Haringvisfchery. Geduurende dat bezig tydperk ontdekt men geen het minste teken van traag of luiheid onder allen die zich met die Vischvangst bemoeijen ; integendeel ziet men een onaflaatend vlytbetoon, een werkzaamen en onderneemvollen geest het Volk bezielen, 't welk bezig is in dat vermoeiend en zom. tyds gevaarlyk werk.

Niet minder dan vierhonderd zeer welgemaakte Boots (toebehoorende aan het Volk deezes Eilands) worden 's jaarlyks tot de Haringvisfchery gebruikt. Deeze zyn met itoute Zeelieden bemand, vyf, zes, zeven of acht in ieder. De winst dier Visfcherye is zomtyds verbaazend groot; doch, als dezelve flegt uitvalt, zeer gering, en naauwlyks toereikende om de kosten der uitrustinge goed te maaken; nogthans is de ftreelende hoop om een hoogen prys te trekken, gelyk in alle Loteryen, genoegzaam om hun Vischlust wakker te houden, goed en leeven te waagen in deeze by hun alleen geliefde bezigheid.

Zo ras de Vischtyd geheel voorby is, keeren zy elk na hunne Wooningen te rugge, om de vrugten van hunnen arbeid te fmaaken. Zy geeven zich, op de onbepaaldste wyze, over aan de eenige vermaaken des leevens, welke zy najaagenswaardig keuren, en om welke zy een korten tyd in 't zweet huns aangezigts arbeiden, Onmaatigheid, Slaap, Ledigheid. In den bedwelmden ftaat, uit deeze inwilligingen van lust gebooren, blyven zy zo lang 'er iets van de gemaakte winften overfchiet: eer deeze geheel verteerd zyn,

is het volftrekt vergeeffche arbeid veelen tot den gemak lykten en zelf noodwendigen arbeid te krygen: zy weigeren, volgens egte befcheiden, de hand te leenen om de vrugten des Velds in te zamelen, zelfs in den voordeeligften Oogsttyd.

Om deeze redenen hebben veele verftandigen en doordenkenden, bovenal die Landeryen bezitten, wel gewenscht, dat de Haring, in derzelver Zuidlyke uittochten, eenen nieuwen weg nam, en den Jaarlykfchen loop verre van de oevers van het Eiland Man verwyderde, dewyl zy gelooven, dat, indien de gemeeue man dit middel van werkzaamheid en beftaan miste, gemaklyk zou gebragt worden tot een hebbelyker vlytbetoon, nutter voor 't gemeen, en van zekerder winst voor hun zelven. Het gevolg hiervan zou weezen, eene betere bebouwing van alle de Landeryen op het Eiland, een meerderen aanwas van de Veeteelt, en uitbreiding van de tegenwoordige Linnenweevery, en mogelyk het invoeren van ande. re voordeelige Handwerken, die het Eiland min afhange lyk zouden maaken van andere Landen, ten opzigte van veele Leevensnoodwendigheden, en een geest van werkzaamheid onder het Volk in 't algemeen opwekken.

Waren deeze gevolgen zo zeker als hier opgegeeven en gehoopt wordt, ik zou my, fchoon enkel een doortrekkend Bezoeker deezes Eilands, vereenigen met deezen wensch; maar, wanneer men met bedaardheid overweegt, hoe hoogstbezwaarlyk het valle lang ftand gegreepen hebbende gewoonten en vooroordeelen te onder te brengen; gewoonten en vooroordeelen zelfs, die tastbaar ongerymd en fchadelyk zyn. Hoe moeilyk het is, om gevestigde kwaade hebbelykheden, bovenal die van Onmaatigheid en Luiheid, uit te rooijen, en eene geheele verandering te veroorzaaken, in de geneigdheden van een geheel Volk zal de vervulling van dusdanig een wensch waarfchynlyk met zeer flegte, en misschien zeer schadelyke, gevolgen gepaard gaan. Want, beroofd van die gewoone bron des beftaans, zou het arm en arbeidend gedeelte der Eilanderen zich opgewekt vinden om den loop der Haringen te volgen, en zich in eenigen meer vrugtbaaren oord neder te flaan. Gehegtheid aan den geboorte-grond, dat befchutzel der Voorzienigheid tegen geftadige verplaatzing, zou op hun, in de omftandigheden waarin zy zich geplaatst vinden, van weinig of geen indruk weezen; hunne elendige Wooningen kunnen niets aantrekkelyks

[ocr errors]

heb

hebben; want zy kunnen naauwlyks elders flegter gehuisvest zyn zelfs al werden zy, voor eene wyl , genoodzaakt Medebewoonders der Dieren te worden in Bosfchen, in Holen en Rotsfpelonken, En wat de weezenlyke middelen van Leevensonderhoud aanbelangt, zy vinden zich van alles, wat Tafelweelde mag heeten, zo verre verwy derd als eenig volk op den Aardbodem. Hun Brood, die ftaf des leevens, wordt, van ruw Gerstenmeel of flegte Tarwekoeken gekneed, gebakken. Voorts beftaat hun voedzel uit Aardappelen en Karnemelk; en wanneer de Huismoeder eens lekker zal opdisfchen, doet zy 'er twee of drie roode Haringen by. Dit laatfte is ook, mag ik afgaan op het getuigenis van geloofwaardige Lieden, het eenig onthaal, dat de Landbouwers in bet bergägtige gedeelte genieten, negentien van de twintig dagen. Vleesch komt nooit in hunne Huizen, dan op twee vast bepaalde tyden, Kerstyd en Paafchen.

Indien de Landeigenaars ernftig wenschten de arme Boeren van, gelyk zy thans zyn, luie, tot werkzaame en nutte Leden der Maatfchappye te bekeeren, moeten zy dit loflyk werk beginnen, met den toeftand dier elendigen te verbeteren; met voor hun gefchikte Wooningen te bouwen, hun tot werkzaamheid uit te lokken, door de aanbieding van gestaagen arbeid, die, in den aanvang, niet te zwaar is, en welker belooning geëvenredigd is aan de behoeften hunner huisgezinnen.

Veele foorten van bezigheid doen zich zeer duidlyk op aan het bespiegelend oog, in de onderfcheidene en noodige verbeteringen van Droogmaakeryen, Afdammingen, het zuiveren van den grond. Deeze nutte verbeteringen zouden genoegzaamen daaglykfchen arbeid verfchaffen aan een dubbel getal van arbeideren, die zich thans op dit Eiland bevindt.

Droogmaakeryen, waar een overvloed van water is, die den grond verkoudt en den groei belet, ftrekken tot grondflagen van alle weezenlyke verbetering in landen van dien aart. Hoe veele honderd Acres van wel bearbeidbaar land doen zich op in de Valei, boven het Klooster, geheel met Riet en andere nutlooze Waterplanten begroeid, die noch tot Weiden kunnen dienen, noch hooi opleveren. Dit is de deerlyke toestand van meest alle de vlakke gronden, aan de oevers van beide de ftroomen, zich op een grooten afftand tot het gebergte uitstrekkende. Nogthans zouden deeze gronden, naa eene behoorlyke Droogmaakery, by

kans

kans onfchatbaar worden door het fynfte hooi op te leve ren. Duizend en duizend Acres van moerasfige gronden, die zich nu allerwegen op het Eiland vertoonen, vorderen dezelfde behulpzaame hand. Hoe veele Landeryen worden geheel nutloos, door in poelen te veranderen, by gebrek van behoorelyke omdyking, en ze te befchutten voor de overftroomingen der Riviere in regenagtige tyden.

Eeife betere wyze van de Eigendommen af te perken, zou grootendeels ftrekken om de veelvuldige thans heerfchende gefchillen tusfchen Vrienden en Nabuuren te doen ophouden, die thans niet zelden het leeven verbitteren, en kostbaare pleitgedingen veroorzaaken.

Het zeer groot voordeel, van zo veel thans onbruikbaar land bruikbaar te maaken, is al te in 't oog loopend om eenige verdere verklaaring te behoeven. Egter moet ik hier byvoegen, dat het geld, aangelegd tot eene verbetering van dien aart, of eenige andere hier boven aangeweezen, zou, met oordeel gebruikt, het capitaal opbrengen in een land, waar het dagloon zo laag is; en de voordeelen van verbeterde landen zou fpoedig volgen: dan het beftendigen arbeid bezorgen aan den armen Eilander moet het eerst en heerfchend oogmerk weezen. Zo lang zy in hun tegenwoordigen jammerlyken toeftand blyven, niet beter gedekt tegen de ongenade der Jaargetyden dan de Beesten des velds, die rondsom hunne Hutten zwerven, en naauwlyks beter gevoed dan Huisdieren, zo lang zal moedloosheid onder hun heerfchen, zo lang zullen zy allen prikkel tot werkzaamheid derven. Doch laaten zy eens betere Wooningen betrekken, Wooningen voor Menfchen gefchikt; laaten zy eens eenige der verkwikkingen des leevens fmaaken, zy zullen welhaast ten arbeid zich aangefpoord voelen om deeze aangenaamhe. den te behouden, en, in 't kort, door een eerlyken hoogmoed aangeprikkeld, zich benaarftigen om ze te doen toenee men; en deeze zegeningen welke zy zo zeer behoeven, en helaas nog niet kennen, over te planten op hunne Nakomelingfchap.

Wat lieden van hooger rang betreft, de Mannen zyn over 't algemeen zeer beleefd, en betoonen veel oplettenheids voor Vreemdelingen. Deeze waarneeming ftrekt zich uit tot de voornaamfte Inwoonders van alle deelen des Eilands, behalven tot een of twee, die, op éénmaal groot geworden, het eene vermindering van hunne grootheid zouden oordeelen, eenige beleefdheid aan eenen Vreemdeling te bewyzen. Indien de grillige Fortuin, die verdien.

ften

ften aantreft, waar geen fterveling ze kan vinden, aan haare Gunftelingen, onder haare ryke gaaven een weinig beleefdheids fchouk, zou dit genoeglyker voor hun zelven weezen, en voor anderen, die op eenigerlei wyze met hun moeten verkeeren. Een Nabal is overal gehaat, bovenal een onkundige, die zich in alle opzigten een Egoïst betoont..

De Dames zyn by uitftek beleefd en gefpraakzaam, zeer geestig in haar onderhoud, en ongemeen net in haare kleeding. Men vindt veele fchoone Vrouwen op dit Eiland. De Vrouwen van den middelbaaren leevensitand vindt men, als zy bedaard en nugteren zyn, befcheiden zelfs omtrent Vreemdelingen - maar die van den laagften rang zyn ruw, lomp, onbefchaafd, en flegter dan eenige die ik ooit elders aantrof. Dan deeze ongunftige aanmerking, myne pen ontfchooten, past alleen op de Stad Douglas; want ik heb dikwyls met genoegen opgemerkt, dat het gemeene Volk, binnen in het Eiland, als nede in andere Steden, zo beleefd en verpligtend was als ik kon wenfchen.

Wanneer de Wetten des Eilands verbeterd waren door den zagten geest der Britfche Wetten, zou 'er welhaast eene hervorming in Zeden en Gewoonten plaats grypen. Vreemdelingen zouden dan uitgelokt worden om een Eiland te bezigtigen, zo fchoon romanesk, zo vol van fchilderagtige gezigten; en waar zy zich, indien de Lugtftreek met hunne Gefteltenisfe overeenkomt, niet alleen des Zoiners, maar ook des Winters, kunnen onthouden.

DE OORLOG.

(Fragment.)

Hoe? is dan dit verruklyk dal,

deeze ftille oord, dezelfde plaats niet meer! hier, waar ik menigmaalen de liefelyke Morgenzon zag opgaan! maar wat hoor ik nu van verre ! wat zie 'ik! een aantal vau Wagenen. Ruiteren op hunne fnuivende Rosfen: eene ontzaggelyke hoeveelheid van Krygsknegten, alle gewapend ten ftryde, vertoonen zich aan myn oog! alles fchynt hier eenen Oorlog aan te kondigen, een groote stryd fchynt op handen. Hoe bereidt zich de Krygsknegt tot eenen naderenden flag! Hoe vrolyk dartelt het Paard onder zynen Rui. ter,

1

MENG, 1792, No. 3.

« PreviousContinue »