Page images
PDF
EPUB

Vader zo onwaardig als hy. Mogelyk ook dat MATTHEUS deeze drie Naamen alleen verzweegen heeft om het getal van veertien te bewaaren in de Geflachten der drie Tydperken van welken hy fpreekt. Buiten dien is het eene andere zaak eene opene plaats niet aan te vullen, met 'er Perfoonen, op een Geflachtlyst vergeeten, in te vullen, eene andere zaak daarin een hoofdmisflag, daar voor bekend, te laaten blyven; en dit zouden MATTHEUS, LUKAS ZO wel als ESDRA, gedaan hebben, indien zy ons in den waan gelaaten hadden, dat SALMON, Vader van BOAZ, de Zoon was van NAHESSON, fchoon zy wel verzekerd waren, dat hy diens Kleinzoon en de Zoon van SALMA ware

De tweede gisfing van deezen nieuwen Geleerden heeft hem meer moeite moeten geeven dan de voorgaande: dewyl dezelve nog zonderlinger is. Dezelve betreft obed. Men gelooft in 't algemeen, dat die Naam, welke betekent, hy heeft gediend of dienst gedaan, hem gegeeven is op verzoek der nabuurinnen van NAOMI, die, in de deelneeming in de vreugd dier agtenswaardige Vrouwe, wilden dat het Kind deezen Naam zou voeren, om met dien Naam de gedagtenis te vereeuwigen van de gelukkige omwenteling die de Grootmoeder ondervondt in den thans geboorenen; een Kleinzoon, die zich onderfcheidde, door den dienst welken hy toebragt; een fteun haars Quderdoms en een ftut van haar Huis wordende.

Vader HOUBIGANT vindt geen fmaak in dit denkbeeld. Hy meent ontdekt te hebben, dat de Naam van OBED ge heel beantwoordt aan de oogmerken der Nabuurinnen van NAOMI, en, zonder zich te bekreunen aan 't gezag van ESDRA in 't Boek der Kronyken, noch aan dat van MATTHEUS of LUKAS, wil hy volftrekt dat BOAZ en RUTH eenen anderen Zoon dan OBED gehad hebben, en dat deeze hun Klein. zoon geweest is. Hy doet meer, hy ontdekt den Naam van dien vermeenden Zoon van BOAZ in den naam van een der pylaaren des Tempels van SALOMO. Deeze Vorst, gelyk bekend is, richtte in het voorhuis des Tempels twee koperen pylaaren op. De een droeg den naam van BOAZ, 't welk met fterkte betekent, de ander dien van JACHIN, welke beduidt, hy zal het onderftutten. Boaz nu was de naam van een der Voorouderen van SALŎMO, gevolglyk was JACHIN desgelyks de naam van een zyner Stamvaderen.

Die

(*) Bibliotheque des Sciences & des Arts. Tom. VII. Part. I. Art. IV.

Die laatste naam nu, die zo veel zegt als hy zal het onderftutten, gevoegd by den naam van BOAZ, levert een Opfebrift uit, 't welk den zin opgeeft, hy zal het met fterkte onderftutten; een Opfchrift, 't welk juist be antwoordt aan de gelukwenfchingen en oogmerken der goede Nabuurinnen van NAOMI. Derhalven is JACHIN de waare naam des Zoons van BOAZ en RUTH, en 't is uit dien JACHIN, dat OBED Voortsproot (*).

Zie daar, buiten twyfel, veel fchranderheid, veel vinding; maar de bondigheid fchynt 'er aan te ontbreeken. Waarom is het noodig, dat in de Naamen, door SALOMO gefchreeven op de twee Pylaaren van zyn Tempel, die Vorst iets anders bedoeld hebbe, dan dat dit Heilig Gebouw zou in ftand blyven door de onderfteuning des Allerhoogsten aan wien het was toegewyd? Hoe zal men bewyzen, dat SALOMO, aan een deezer Pylaaren den naam van BOAZ geevende, zinfpeelde op den Man van RUTH? Verondersteld zynde dat hy het gedaan hebbe, hoe volgt daar uit, dat de andere Pylaar in de denkbeelden van SALOMO desgelyks betrekking hadt op een Zoon van BOAZ? Waarom verfchikt Vader HOUBIGANT, op eigen gezag, de orde der benaaminge van die Pylaaren, welker eerfte, aan de rechterhand geplaatst, JACHIN heette, terwyl die welke den naam van BOAZ voerde, den tweeden rang heeft, aan de flinkerhand geplaatst? Wie kan het van zich verkrygen om aan BOAZ een Zoon te geeven in de Heilige Bladeren geheel onbekend, tegen het gezag van vier gewyde Gedenkstukken, die 'er van zwygen in de opgave van een Geflachtlyst, waar hy natuurlyk moest komen, en dien Zoon te vinden in de willekeurige overeenkom ften, in den naam van een Pylaar; een naam welks let terlyke betekenis genoegzaam beantwoordt aan de oogmerken der oprigting? Deeze JACHIN, wy bekennen het, zou, als men hem toeliet, met den SALMA van HOUBIGANT alle zwaarigheden wegneemen, welke de Schryver des Boeks Van RUTH in de Geflachtlyst van DAVID gelaaten heeft: maar dewyl de gezonde Oordeelkunde geen redenen van voegelykheid voor bewyzen laat gelden, kunnen wy dit nieuwe Stelzel niet onderfchryven, vóór dat het op beter gron den gebouwd worde (†).

(*) HOLBIGANT, als boven.

(1) Bibliotheque des Sciences des Beaux-Arts, als boven.

[ocr errors][merged small][ocr errors][merged small]

VERHAAL WEGENS EENEN GELUKKIG UITGEVALLEN MISSLAG, VAN TWEE ZEER VERSCHILLENDE LYDERS, VAN WELKE DE EEN HET GENEESMIDDEL AAN DEN ANDEREN VOORGESCHREEVEN, GEBRUIKT HAD.

D

[ocr errors]

at beide de Heel- en Geneeskunde aan toevallige gebeurtenisfen zeer veel te danken hebben, is eene waarheid die te algemeen bekend en aangenoomen is, dan dat zy eenig bewys behoeft, en daar het in de laatfte zo wel als in de eerfte, maar al te dikwyls, gebeurt, dat men ex juvantibus & nocentibus (uit de middelen die van dienst geweest zyn, of die nadeelig waren) tot de oorzaak der ziekte en het verder aanwenden der hulpmiddelen, moet befluiten; zo zal het onzen Leezeren veelligt niet onaangenaam zyn, hiervan in het navolgend verhaal een ontegenfpreekelyk bewys aan te treffen, het welk eene echte gefchiedenis behelst, van wel is waar een ten uiterften gelukkig uitgevallen misflag; doch waarby ieder Menfchenvriend evenwel met de grootste reden wenschen zal, dat zodanige abuizen nimmer plaats mogen hebben, our dat daar door het leeven van onderfcheidene Lyders in het grootste gevaar zoude kunnen geraaken.

[ocr errors]

Voor eenige jaaren, wierden in ecne niet onvermaarde Apotheek in Amfterdam, twee Recepten voorschreeven waarvan het eene beftond uit eene fterke Infufio purgans, ex fol. Senna, fruct. Tamarind. Manna Calabr. & Sal Polychr., het andere was eene Emulfio ex Amygdalis Semin. Cucum. & Melonum, waarin vier greinen Laudanum purum opgelost waren. De eerfte drank was beftemd voor een aan een zwaar Colycq laboreerenden Lyder; de laatfte voor eene Kraamvrouw, welke aan eene fterke Hamorrhagia uteri laboreerde. Beide deeze dranken behoorlyk vervaardigd, en ieder met een fignatuur voorzien, waarop de naam der Lyders gefchreeven ftond, wierden gelyktydig aan den Looper ter beftelling afgegeeven, dan deeze, te onoplettend, geeft de purgeerdrank af aan het huis der Kraamvrouw, en de Amandeldrank by den aan het Colycq laboreerenden Lyder. Zonder dat door iemand op de fignaturen eenige acht gegeeven wierd, gaf men de Lyders volgens de order van den Geneesheer, alle uuren een theekopje der ontfangen dranken in, en het abuis wierd niet eer dan den volgenden dag ontdekt, wanneer de purgatie voor

het

het grootste gedeelte, en de Amandeldrank geheel, geconfumeerd was. En zie hier de gelukkige gevolgen daarvan. De Kraamvrouw had niet minder dan agt of tien fterke Stoelgangen gehad, waar door zy eene menigte harde, zwarte, galachtige, drekftoffen ontlastte, zeer veel verligting bekwam, en de Hæmorrhagie geheel ophield; daarentegen waren de Kramppynen by den anderen te eenemaal gestild, waar door de nog in het lichaam aanweezig zynde laxantia, (want hy had reeds verfcheidene derzelve gebruikt) gelegenheid kreegen, om eene menigte fcherpe dunne stoffe uit het lichaam te voeren, en de Lyder gelukkig van een pynlyk en gevaarlyk toeval gered wierd.

Nu laat het zich van agteren gemakkelyk verklaaren hoe dat beide deeze, in fchyn kwalyk aangewende, middelen, de heilzaamfte gevolgen moesten opleveren, en de Schryver deezes wil wel bekennen, dat dit toeval hem, in vervolg van tyd, voor zeer veele Lyderesfen, van een uitmuntend nut is geweest, fchoon hy 'er niet te min moet byvoegen, dat hy het daar door by veele Vroedvrouwen, Bakers, Moeders, Tantes, Buurvrouwen en meer andere zoortgelyken, ja zelf, helaas! by zommige Geneesheeren, wier denkwyze nog met een ondoordringbaaren nevel van vooroordeelen bedwelmd was, ten uitersten verkorven heeft. Thans, echter, dank zy eene meerdere verlichting, ook in het vak der Geneeskunde, fchroomt geen verftandig Man, in gevalle hy overtuigd is, dat de oorzaak der toevallen zulks vereischt, om, aan eene Kraamvrouw, gepaste braaken purgeermiddelen toe te dienen, waar door menig eene, van de anders zeer dikwyls doodelyke Kraam- of liever Rotkoortzen, tydig bevryd word.

R.

BESCHRYVING VAN DEN MAHWAH - BOOM.
Luitenant CHARLES HAMILTON.

Door den

(Getrokken uit de Afiatic Researches, or Transactions of
the Society inftituted in Bengal.)

Máhwah-Boom is eene zeldzaame en teffens nuttige

DBoon Dezelve behoort tot de Polyandria Monogynia

van LINNÆUS; maar is van eene foort niet door hem befchreeven. Door Infnyding levert dezelve uit den bast een

harst

harstagtige Gom. De Bloemen zyn van eene zonderlinge natuur, en vertoonen zich als Besfen.

In de maand February, laat de Máhwah-Boom de Bladeren vallen, en vroeg in Maart beginnen deeze Bloemen uit te komen; hangende aan risten van dertig, veertig, of vyftig, aan 't einde van elk dun takje, en van dien tyd, tot het laatfte gedeelte van April, als de Bloemen ryp worden, (want zy openen zich nooit) vallen zy at met de anthera, in den morgenstond, en kort na 't opgaan der Zonne; men verzamelt ze, en zy worden gedroogd door ze eenige weinige dagen in den Zounefchyn te leggen; in dien gedroogden ftaat gelyken zy zeer op gedroogde druiven, en hebben 'er ook den reuk en finaak van.

In gedaante is de vrugt van twee foorten, de eene gelykt na een kleine Walnoot, de andere is wat grooter en fpitzer, de zaaden zyn vol van dikke Olie, van zelfstandigheid als Boter of Ghee; men krygt dezelve door persfen.

Uit deeze befchryving kunnen wy gereed opmaaken, dat de Máhwah-Boom van een algemeen gebruik is. De Bloemen worden door de Inwoonders raauw, of in hunne spyzen gekookt, geëeten; en, enkel met Ryst gekookt, verschaffen zy een versterkend en gezond voedzel. Gegist hebbende, leveren zy, overgehaald zynde, een fterken Geest uit. De Olie gebruikt men in de Keuken, tot het vervaardigen van zekere Zuikergebakken; men brandt dezelve in de lampen, en zy wordt aangemerkt als een heilzaam Geneesmiddel, op wonden en uitslag van de huid gelegd. Waartoe men de Gom bezigt, is my onbekend.

Naardemaal deeze Boom in den dorften grond wil groeien, en weinig vogts noodig heeft, is dezelve wonder gefchikt voor de Inwoonders van de bergagtige Gewesten, omftreeks Buxar, die, geduurende de heete maanden, aan lange en fchroeiende droogten onderworpen zyn.

[ocr errors]
[ocr errors]

De

Heer HAMILTON denkt, dat, door het aankweeken van deezen Boom, de inkomften der Landeigenaaren zeer zouden vermeerderd worden, en dat men een voorraad van de vrugt zou kunnen opleggen tot den tyd van gebrek." Dan," voegt hy 'er nevens,,, het verwaarloozen hier van duidt ten vollen aan, het waar cha,,racter van den laagften rang der Inboorelingen, als lui en ,, vadzig in de hoogste maate; 't geen misfchien grootendeels is toe te fchryven, aan de onkundige en domme inhaaligheid hunner Rajahs, Zimeendars en andere

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

Land

« PreviousContinue »