Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

Het ftaat derhalven vast, dat de woorden, hy gewan of hy was Vader, in den sterksten zin het denkbeeld niet influiten van eene onmiddelyke Zoonsverwekking; en is dit waar heid, wat verhindert dan de toevlugt te neemen tot dusdanig eene ontknooping der zwaarigheid?

Welk eene zyde men kieze in een onderzoek, waar men alleen by het fchemerlicht der gisfinge voortwandelt, zal deeze, door ons aaangeweezen, althans dit voordeel hebben, dat wy ons niet verpligt vinden ons te verwyderen van het Stelzel van USSERIUS, onzen voornaamften Gids ten aanziene der Jaartellinge, welke hy gevoegd heeft by de Gebeurtenisfen in dit Boek begreepen. Met USSERIUS veronderstellende, dat BOAZ van RACHAB gebooren wierd, 42 Jaaren naa dat de Israëliten in het Land Canaan gekomen waren, 't welk gebeurde op het einde van het 2553 Jaar der Waereld, zal men bevinden, dat de Geboorte van OBED, van wien, volgens den Prelaat, BOAZ Vader werd in den ouderdom van 102 Jaaren, valt op het Jaar 2697. Indien men voorts veronderstelt, dat NAOMI uit den Lande Moabs niet wedergekeerd is dan naa 10 Jaaren afweezens, en dat naa haare wederkomst te Bethlehem, tot aan de geboorte van OBED, 'er ten minften één Jaar verloopen is, zo moet men 11 Jaaren af trekken van die 2697, 't welk het Jaar der Waereld 2686 uitlevert, voor den tyd, wanneer ELIMELECH en NAOMI met hun Gezin uittoogen. Het is van dit Tydperk, dat wy aanvangen, fchoon wy toeftemmen dat zulks alleen op gisfingen rust, en 't is op deezen voet, dat wy de geheele Tydrekening van dit Boek schikken, 't welk, eigenlyk gefprooken, niets behelst dan de Gefchiedenis van cene byzondere Familie, geduurende 11 Jaaren naa het Jaar der Waereld 2686, tot het Jaar der Waereld 2697 (*). Om weder te keeren tot de Geflachtlyst, die 'er het flot van uitmaakt, en waartoe men ziet dat de Schryver zyne Leezers als met de hand wilde leiden, geeven wy hier op, de Jaartelling volgens het Stelzel waaraan wy ons houden.

JUDA werd gebooren in 't Jaar der Waereld

PHARES

ESROM

ARAM

2249 2288

AMINADA

N

(*) USSERII Chronol. Sac. ut. fup.

[blocks in formation]

2619

ISAI
DAVID

Deeze Geflachtlyst tot DAVID Voortgezet zynde, befluit men daaruit, met veel waarfchynlykheids, dat het Boek van RUTH opgefteld is by het leeven van dien Vorst misfchien zelfs naa dat SAMUEL hem, op Godlyken last, gezalfd hadt om over Israël te regeeren. In het eerfte vers, wordt met de daad van de Regteren gefprooken, met uitdrukkingen, die klaar genoeg aanduiden, dat zy, zints eenigen tyd, niet langer over het Volk van GOD heerschten. DAVID dan genoemd wordende in het laatste vers, is 'er alle reden, om te gelooven, dat de Opfteller van dit Boek 't zelve fchreef in den tyd die verliep, tusfchen de bestemming van dien Vorst, om den Opvolger van SAUL te weezen, en het tydperk zyner daadlyke verheffing op Israëls Throon (*). - Indien men zich voe ge by den Schryver van de Chaldeeuwsche Paraphrafis, is alle gefchil uitgemaakt: want hy eindigt met de woorden, En ISAI gewan DAVID, Koning van Israël. Woorden, die, in eenige Afdrukken van de Vulgata overgenomen zynde, den Cardinaal CAJETAN deeden befluiten dat DAVID met de daad reeds ten Ryksthroon was opgefteegen, toen de Geschiedenis van RUTH het licht zag. Maar dewyl men geene bewyzen heeft, dat de Hebreeuwsche Text de leezing opgeeft gelyk JONATHAN, kan men diens gevoelen niet hooger ftellen, dan het begrip van een byzonder Perfoon, 't welk geen Wet voor iemand uit

maakt.

Voor het overige, blyft men in eene volkomene onzekerheid, over den Schryver deezes Boeks. De Fooden, dit Boek onder de Regelmaatige Boeken plaatzende, hebben eenigen 't zelve toegekend aan den ongenoemden Schryver der Jaarboeken der Koningen van Israël en Juda van welken dikmaals gewaagd wordt in de Boeken der Koningen; anderen aan ESDRA, zommigen aan EZECHIAS, en de meesten aan SAMUEL, dien zy ook als den Schryver van

(*) CARPZOVIUS, ut fup.

het

het Boek der Regteren groeten (*). 't Is dit gevoelen, 't welk het gros der Christen-Uitleggeren heeft aangenomen. Twee Geleerden hebben, zeer onlangs, het Boek yan RUTH, de een aan DAVID zelve, de ander aan den Propheet GAD, toegefchreeven (†).

Wat 'er ook van dit gefchil over den Schryver moge weezen, 't is blykbaar, dat men verfcheide nuttigheden, uit het leezen deezer Gefchiedenisfe, kan haalen. JOSE PHUS, op zyn trant, de Gebeurtenisfen, in dit Boek voorkomende, verhaald hebbende, eindigt in deezer voege :

Ik heb het noodig geöordeeld, deeze Gefchiedenis te boeken, om de magt van GOD te vertoonen, wien het ,, gemaklyk valt Menfchen, uit laagen ftand, tot de hoog

99

fte Waardigheden te verheffen, gelyk Hy DAVID gedaan ,, heeft, uit zulke Voorouderen gefprooten (4)." Er is veel waarheids in deeze bedenking. Ondertusfchen kan men alle de uitdrukkingen niet in den fterkiten zin aan dringen. Want, indien DAVID van de zyde der Vrouwen, die zyne Voorvaders getrouwd hadden, een Man van laage afkomst was, in wiens aderen het bloed ftroomde van RACHAB de Canaanitische, en van RUTH de Moabitifche zien wy, van den anderen kant, dat hy, van Vader tot Zoon, afflamde van Vorften des Volks, van Kinderen van JUDA, Zoon van den Aartsvader JACOB, Kleinzoon van IZAAK, en Achterkleinzoon van ABRAHAM.

Ten anderen, de Vrouwen kwamen in de Geflachtlysten der Hebreeuwen niet in aanmerking, en heeft COD toegeJaaten, dat twee Heidinnen opgenoemd worden in het Koninglyk Geflachtregister van DAVID, uit wien ten eenigen dage de MESSIAS zou voortkomen, het is, om dat GOD, die heden, gister en in eeuwigheid, dezelfde is, nooit de Volken zodanig in derzelver wegen heeft laaten wandelen, of hy droeg zorge, om, door spreekende en luisterryke voorbeel den, de waarheid te toonen van de belofte aan den Vader der Geloovigen gedaan, dat in zyne Nakomelingschap alle Vol

ken

HUET Demonft. Euangel. p. 287. Ed. Amft. in 8vo. 1680. CLERICI Disf. de Scriptorib. Lib. Historic. WOLFII Biblioth. Hebr. ubi fup. CARPZOVIUS, ubi fup. NATAL. ALEXANDR. Etat. IV, Disf. 22. PATRICK, PYLE, BEDFORT.

(t) HEUMANNI Poëcile, Lib. I. p. 279. Tom. II. p. 166. () Hift. Jud. Lib. II.

ken der Aarde zouden gezegend worden; dit was een betoon van zyne agtneeming op de Heidenen, die Vreemdelingen waren des Verbonds Israëls; dit ftrekte, als 't ware, ter gunftige voorbeduiding van de Roeping der Heidenfche Volkeren tot dat Verbond van Ontferming en Genade.

Afgefcheiden van deeze hoofdäanmerkingen over het beoefenen des Boeks van RUTH, kan 't zelve op meer dan eene plaats nuttigheid verfchaffen aan een oplettend Godvrugtig Leezer. t Schenkt gelegenheid tot gewigtige Ontvouwingen van eenige Wetten, en zommige zonderlinge Gebruiken in de Regtsgeleerdheid der oude Hebreeuwen. Het bekragtigt de aangelegene Leerftelling, van de tusfchenkomst en de Vaderlyke zorgen der Voorzienigheid, in alle de lotgevallen des leevens, in de geringste zo wel als in de grootste. Men ziet 'er de vrugten van eene onaffcheidelyke verknogtheid aan den waaren Godsdienst, welke hulp- en redmiddelen de Godsvrugt in tegenfpoed fchenkt; de voordeelen der Zedigheid, om het oplettend oog der Braaven te trekken, en die van een wel gevestigde agting, om de eer der Deugd ongefchonden te bewaaren, in maatregelen, die het Zedebederf verdagt zou doen worden. De voorzigtigheid en 't goed gedrag van NAOMI, de genegenheid, de zagtaartigheid en de ze digheid van RUTH, de wysheid en edelmoedigheid van BOAZ, behaagen, treffen en onderwyzen.

WAARNEEMING WEGENS EEN ZEER GEVAARLYK TOEVAL, VEROORZAAKT DOOR HET AFZUIGEN VAN DE REUZEL VAN EEN NIEUWE HARING.

Da

aar thans de tyd wederom begint te naderen, dat wy ons op een der voordeeligfte, gezondfte en nuttigste, voedzels, welke de Visfchery oplevert, wenfchen te vergasten; zou deeze Waarneeming kunnen dienen, om onze Vrouwen en Dienstbooden te waarschuwen, om geen gebruik te maaken van de zomtyds zeer vette Reuzels die in de nieuwe Haringen gevonden worden; om dat zy, wanneer 'er eenig fenynig Diertje, door de Haringen op geflokt, en in de darmpjes zig bevindende, door het afzuigen der Reuzels teffens ingezogen wierd, zich als dan aan zwaare toevallen zouden kunnen blootstellen. Zie hier

wat ik 'er, by eene myner Lyderesfen, van ondervonden hebbe.

Mejuffr. E.... jong en bloedryk van geftel, een nieuwe Haring prefent gekreegen hebbende, verkoos om ze zelve fchoon te maaken en vond daarin een ongemeene vette Reuzel, die zy zeer greetig van de darmpjes afzoog; dit gebeurde des namiddags ten een uur.

[ocr errors]

Oogenbliklyk hierop wierd zy doodlyk benaauwd, ver. gezeld van eene hevige neiging tot overgeeven, die niet eerder volgde, dan, na dat zy eene aanzienlyke hoeveel heid laauw water, waarin wat keukenzout gefmolten was, had gedronken. Een half uur daarna by haar Ed. geko men zynde, vond ik haar nog in even zo groote benaauwdheid; het Aangezigt, de Buik en alle de Ledemaaten waren onbegrypelyk dik opgezwollen; de niet minder gezwollen hals was bezet met eene groote menigte hoog roode vlekken, en, in de buigingen van de Armen en Knieën, vond ik groote witte, met een helder doorfchynend vogt gevulde, bleinen; zynde de Pols teffens zeer klein en ras.

Daar ik zag, dat het fenyn zich reeds door de geheele masfa der vogten verfpreid had, en het my toefcheen, dat de Natuur zich door de huid tragtte te ontlasten, fchreef ik haar een mengzel voor uit Aq. Ruthe v. C. Zv. Cervi zi. Theriac, Androm. zij. Syr. Artemifia Zi. m. om alle tien minuten 'er een lepel vol van te gebruiken. Binnen den tyd van twee uuren waren de toevallen mer. kelyk bedaard; dan, om vyf uuren, fcheen alles verlooren te zyn, alle de reeds genoemde toevallen waren tot den hoogften trap geklommen, de benaauwdheid was allerverfchrikkelykst, en ging verzeld van eene volkomene razerny. Ik liet toen een zeer prikkelend lavement appliceeren, uit het Elect. de Hiera picra, Oxymell. Squill. & Sat. Polychr., waar door eene menigte zeer flymige ftinkende ftoffe afgevoerd wierd, en de toevallen weder bedaarden.

De voorgemelde Drank, met byvoeging van een halve drachma Laud. Liq. Sydenk. liet ik vervolgens gebruiken, waarop een fterk zweeten, en een zeer rustige nagt, volgden. Des daags daaraan, waren de puisten en vlekken verdweenen, als ook de benaauwdheid en razerny; de pols floeg ruim, en was gemaatigd, en de Patiente klaagde alleen over zwaare vermoeidheid: een zagt laxeermiddel, dien dag voorgeschreeven, veroorzaakte eenige Stoelgangen, en ver

« PreviousContinue »