Page images
PDF
EPUB

Hun gewoone drank moet beftaan_uit water azyn, een gedeelte Geest van Koperrood en Zuiker. De Zuiker een zeer goed tegenfcheurbuikig middel zynde, moet men daarom veel laaten gebruiken.

De Mout en Hop, waar mede veele Schepen voorzien zyn, zyn ook zeer gefchikte middelen in deeze ziekte; en zyn van vry veel nut, wanneer men van ieder één handvol met een gelyk gedeelte Zuiker op één putse water in de Zon laat gisten, en dan, zo gistende, 4 à 5 glaasjes 's daags 'er van laat drinken.

De Zuurkool is mede een der beste tegenscheurbuikige middelen; en het is waarschynlyk de reden waarom de vermaarde cook op zyne reizen geene Manfchappen aan deeze ziekte verlooren heeft, wyl hy zich 't meest voor zien had van Zuurkool en Ryst.

Alle Landen hebben haare tegenfcheur buikige middelen. Om maar alleen van Groenland te fpreeken, een landftreek, die zo zeer gefchikt is ter voortbrenging van de Scheurbuik; wanneer een Bevelhebber genoodzaakt is zyn volk daar aan land te zetten, kan hy geen heilzaamer voorzorg neemen, dan sterke en aanhoudende lichaams-beweegingen, op de Beerejagt te gaan, en, na deeze Dieren gedood te hebben, het noch heet en gistend bloed 'er van te laaten drinken, en dan weder fterke beweeging te maaken.

Eindelyk, geen Bevelhebber behoeft bekommerd te zyn, by het aanlanden in ongezonde oorden, het volk, aan de Scheurbuik laboreerende, aan land te zetten; in tegendeel is het zeer goed, mits hy maar zorg draage, dat zy veele en rype vrugten gebruiken.

Zie daar eene Verhandeling, alleen gefchikt voor Zeevaarenden, en, naar myn inzien verstaanbaar genoeg, om van dezelve een goed gebruik te kunnen maaken, naardien de Cuur, hoe eenvoudig ook, door ondervinding geschraagd is. Ik hoope maar, dat myne moeite niet onnut zal geweest zyn.

WAAR

WAARNEEMING, WEGENS DE SPRINGHAANEN.

(Uit het Engelsch.)

Deveele Schryvers gewag gemaakt vindt, zyn een e Springhaanen, waarvan men in de Schriftuur en by

foort van Infecten, die, hoe fchadelyk ook voor velden en boomen, onschadelyk kunnen gebruikt worden. De Parthers, Ethiopiers en Arabieren houden ze zelfs voor een lekker beetje. Naa de Springhaanen, door middel van rook, op.. klimmende uit het vuur beneden aan de boomen ontstoo. ken, te hebben doen nedervallen, zouten zy dezelve, en droogen ze in de Zon, door welk middel zy ze een geheel jaar ten voedzel bewaaren. JoANNES DE DOOPER at dezelve met wilden Honig, volgens de gewoonte der arme lieden van zyn tyd.

Zomtijds vertoonen zich de Springhaanen in Afia en Africa in zulk eene verbaazende menigte, dat ze de lugt verdonkeren, en in een oogenblik de vrugten en kruiden van een geheel Landfchap, waar zy nedervallen, vernielen: de menigte der geenen die fterven befmetten de lugt, en veroorzaaken ziekten.

't Is waarfchynlyk dat deeze Verfchynzels de Harpyen der Ouden zyn, die kwamen om zelfs de spyzen van de tafel des Konings van Bythine te verflinden: en indien wy 'er by in aanmerking neemen, dat CALAIS en ZETHUS, de Kinderen van BOREAS, de Harpyen uit dit Land verdreeven, en vervolgden tot de Eilanden van Strophades, die in de Fonische Zee liggen, waar zy dezelve deeden vergaan, zal deeze geheele verciering hier op neer komen, dat de Noorde Winden de Springhaanen na die Zee gedreeven hadden. En het gaat vast, dat niets gewisfer een Land, met deeze Infecten bezogt, van die plaag verlóst dan een fterke Wind, die ze na Zee voert, waar zy onfeilbaar moeten omkomen,

[blocks in formation]

BERIGT, WEGENS DE ZOGENAAMDE TOVERKRINGEN OP DEN GROND.

(Uit Mr. TOWNLEY's Journal in the Isle of Man.)

Maagen op de Groene Kringen

[ocr errors]

en heeft menigmaal een oog vol verwondering gedie zich opdoen op veele drooge Heiden en gemeene Velden, in verfcheide deelen van Engeland; door het gemeene Volk met den naam van Toverkringen beftempeld. Ik befloot eens, om, indien het mogelyk, ware, de reden te onderzoeken, waarom ze zich doorgaans in een kringswyze gedaante vertoonen, als mede, waarom het Gras, dat op dezelve groeit, zo veel verfchilt van het Gras op den grond daar omftreeks, door een donkerder groene kleur. Ik vond verfcheide bruine Wormen, toen ik veele zooden opligtte zo verre de losfe grond het toeliet, eenige deezer waren in beweeging andere in rust; maar verre het grootste gedeelte in beweeging, met dé koppen in dezelfde rigting, even of zy elkander vervolgden. Ik zag dat de grond onder de Kringen veel fynder gemaalen was dan op de naby gelegene plaatzen, waar ik die Infecten niet aantrof. Deeze gefteltenis van den grond kan ons zeer gemaklyk reden geevan het donkerder groen der daar op groeiende Grasplanten; doch waarom deeze Infecten zo onveranderlyk werken, en zich in een cirkel beweegen, gaat myne bevatting te boven; en moet ik de Geloovers in Toververtellingen ten dien aanziene in 't vol bezit van hun Geloof laaten,

DE OPKOMST DER LETterkunde eN KUNSTEN, IN KLEIN ASIE, NAACESPOORD.

Ontleend uit a View of Ancient Hiftory, including the Progrefs of the Literature and the Fine Arts. By WILLIAM RUTHERFORD, D. D. Mafter of the Academie at Uxbridge, Vol. II; ten deezen Jaare uitgekomen.

etterkunde, Smaak en Weetenfchap, in Klein Afie

Lorfpronglyk, werden allengskens, uit dat Gewest,

[ocr errors]

over Griekenland Italie en Sicilie verspreid. 't Is een onderwerp der naavorfchinge waardig, de oorfprongen op te fpeuren, die mede gewrogt hebben tot den op en voortgang der Letterkunde en Kunften in Jonia..

Eene leevendige aandoenlykheid voor de Werken der Natuure is het eerfte vereischte in het Character van den Dichter of den Schilder. De verfchillende Ryken der Aarde zyn door de Natuur onderfcheiden door eene byzondere gefteltenisfe, eene ftoutheid van trekken of eene zagtheid van uitdrukking. De Westkust des vasten lands van Afie wordt algemeen erkend voor een der vermaaklykste Landstreeken in de wyde Waereld; opmerkens. waardig van wegen de vrugtbaarheid des Gronds, en Griekenland overtreffende in 't geluk der aangenaame Lugtftreeke, niet min behaagelyk voor de zinnen dan verleevendigend voor de verbeelding. Het vrolyk en lachend voorkomen van een fchilderachtig Gewest, onder een onbewolkten Hemel, verdeeld in heuvels en dalen, doorfneeden van rivieren, gebrooken door baaijen en voorgebergten, en vercierd met natuurlyke fchoonheden en verrukkende gezigten, verwekt die aandoeningen, welke de geboorte geeven aan de Dichtkunst. Alleen met de Natuur in haare begunftigde plaatzen en vermaaklyke fchuilhoeken, voelen de Menfchen met nadruk, en geeven lugt aan hunne aandoeningen door eene bezielde fpraak, die men gelooft uit inblaazing te ontstaan.

Het beroep van een Bard, 't welk van zo veel aangelegenheids is in alle barbaarsche Tydperken, trok omtrent den tyd van den Trojaanfchen Oorlog, en daarnaa, byzondere aandagt, en wekte eerbied. In deeze Eeuwen was de Godsdienst een der eerfte beginzelen van het Staatsbe ftuur, en Dapperheid was de voornaamste Deugd die be wondering verwekte. Maar de Barden bragten het meeste toe tot het ondersteunen van het Godsdienststelzel, door hunne Theogonien, of Geflachtlysten en Gefchiedenisfen der Goden, en preezen de betragting ten fterksten aan door de fchoone Gezangen, waar mede zy de heilige Plegtigheden vercierden. Terwyl zy de Menfchen tot Godsdienst aanfpoorden door den lof der Goden op te heffen, bezielden zy hun met Dapperheid, door den roem der afgeftorvene Helden te zingen. Beide deeze hunne bedryven waren wonder wel gefchikt om den bygeloovigen aart en hoogvliegende verbeelding, de heerfchende Charactertrekken der Griekfche Stammen in vroege Eeuwen, te treffen.

V 2

[ocr errors]

Vóór de uitvinding der Letteren en de vermenigvuldi ging der Boeken, verkreegen de Menfchen hunne kundigheden, gelyk ULYSSES ,, door veele Steden te bezocken, en met veele Menfchen te verkeeren." De hoogfagting en eerbied aan het Character van een Bard gehegt, verzekerde dien rang van Menfchen een welkom onthaal op alle Godsdienst-Feesten, en by openbaare Plegtigheden:

De Characters en Gebeurtenisfen van een ruwe en onbefchaafde Eeuw, waarin de Menfchelyke Natuur vry en wild werkt, en de Gefchiedenis veel van een Roman heeft, zyn zeer gunftig voor het Helden - dicht.

De Trojaanfche Oorlog, in welken geheel Griekenland zich tegen Afie vereenigd hadt, het lot des Gezins van PRIAMUS en de val van zyn oude Koningryk, de omzwervingen en lotgevallen der Trojaansche en Grieksche Helden, naa het inneemen van Troye, openden een ruim veld voor dichterlyk verhaal en befchryving, en boodt voorwerpen aan, gefchikt voor de waardigheid der Zanggodinne van het Heldendicht.

HOMERUS was zeker niet de eerfte, fchoon de gelukkigfte, Bard, die dit werk ter hand floeg. De bewondering zyner Landgenooten, die hem, in verheevene en geheel bezielde toonen, de Heldendaaden der Oudheid hoorden ophaalen, is geftaafd en bekragtigd door de goedkeuring van alle volgende Tyden. Wanneer een Dichtwerk overgeleverd wordt by monde, leeren volgende Dichters de verzen hunner Voorgangeren ophaalen. De dus overgeleverde Dichtkunst ontvangt, even als overgeleverde kennis, veranderingen en verbeteringen van tyd tot tyd. Naa veelvuldige herhaalingen verwerpt het oor het wantoonige, de fmaak het wanfmaaklyke, de gelykfoortige verbeelding verfchaft bykomende verfraaijingen, en de vroege Dichtftukken der Volken ontvangen de uiterste befchaaving. Op deeze wyze hebben de Iliade en de Odysfe allengskens de gedaante aangenomen, onder welke zy thans voorkomen.

HOMERUS leefde vóór de wederkomst der Heracliden in Griekenland (*). Naa die gebeurtenis bewerkten de groote Eolifche en Jonifche Uittochten eene volflaagene omwenteling in den ftaat van Klein Afie, en vervulde 't zelve bykans geheel met nieuwe Inwoonderen.

MILFORD, p. 100.

De

« PreviousContinue »