Page images
PDF
EPUB

(

wy bewoonen. De Schryver van de Dictionaire de Phyque zou, zo 't my voorkomt, met meer voordeels, het Stelzel van dien geleerden Wysgeer aangetast hebben, als hy de onbestaanbaarheid van deszelfs veronderstellinge getoond hadt met de bewyzen, welke hy aanvoert over het niet bestaan eens Dampkrings van de Maan. Maar het verwon dert my ten hoogften, dat. deeze Exjefuit, die met den grootsten ophef spreekt van zyn Broeder KIRCHERUS, dien hy een zeldzaam vernuft noemt, welken alle Geleerden hebben aangemerkt als een dier Mannen, die de Natuur fchaars aan de Wereld vertoont, om dezelve verbaasd tè doen ftaan: 't verwondert my ten hoogften, zeg ik, dat de Heer PAULIAN niet gewraakt hebbe 't geen 'er weezenlyk belachlyk, enz. buitenfpoorig en laakbaar is in de Iter Extaticum, of Reis in Ziels verrukking, van dien Vader. Zo waar is het dat de geest der Broederfchappen dikwyls invloed heeft op de oordeelvellingen (*).

een

De zwaarigheden, welke men aangevoerd heeft tegen het gevoelen van het beftaan der Planeetbewoonderen, komen voornaamlyk hier op neder. Vooreerst. Men twyfelt of veele Planeeten, onder andere de Maan, Dampkring hebben, en op de veronderstelling dat zy dien derven, begrypt men niet hoe 'er leevende Weezens zouden kunnen ademhaalen en leeven. Ten tweeden.

moet weezen.

Ontdekt men in eenige Planeeten, als Jupiter, enz. groote veranderingen van gedaante op de oppervlakte, en het fchynt dat een bewoonde Planeet veel meer in rust Ten derden. De Comeeten, zyn zeker Planeeten, en het valt ondertusfchen bezwaarlyk te gelooven, dat de Comeeten bewoond zouden weezen, uit hoofde van het verbaazend verfchil, 't welk derzelver Bewoonders zouden moeten ondervinden in de hitte der Zonne, die hun nu zou verfchroeijen, terwyl zy op an dere tyden weinig of geen warmte genooten. De Comeet, by voorbeeld, van den Jaare MDCLXXX, is bykans over de Zon heen gegaan en vervolgens van dezelve zo verre afgeweeken, dat zy in meer dan 575 Jaaren 'er niet weder by zal komen. Welke leevende Lichaamen zouden in ftaat weezen, om, aan den eenen kant,

die

(*) Hoe de Heer HUIGENS Over de hersfenfchilderingen van dien Vader oordeele, kan men zien in zyne Cosmotheoros, of Wereldbefchouwer, bl. 123 der Nederd. Vertaaling. VERT.

die brandende Hitte, en dien trap van koude uit te harden? En dit zelfde geldt in evenredigheid omtrent de andere Comeeten. Ten vierden, brengt men Tegenwerpingen by, uit de Godgeleerdheid ontleend.

Men heeft op deeze zwaarigheden, in 't algemeen, geantwoord. Vooreerst. Dat de Dampkring der Planeeten beweezen is door een groot aantal Starrekundige Waarneemingen; volgens welke ook de vlekken en banden, op Jupiter waargenomen, aangemerkt worden als groote Waterkanaalen, of van eenige andere vloeiftoffe, en dat de duistere plekken van die Planeet genoegzaam zyn om te doen gelooven, dat de oppervlakte omringd is met aarde en water, gelyk die van onzen Aardbol. Ten tweeden. De verfchillende ftanden der Planeeten, in deeze zeer veel lichts en warmte, in andere veel duisterheids en koude, veroorzaakende, fluiten geene onmogelykheid in, dat deeze Starren zo veele bewoonde Werelden zyn; dewyl de lichaamen en de byzondere zintuigen der onderfcheidene bewoonders, buiten allen twyfel, gevormd en gewyzigd zullen weezen naar de verfchillende gefteltenisfen der Planeeten, door den oneindig wyzen Maaker, die onze lichaamen en zintuigen gepast gemaakt heeft naar den staat der Planeet, welke hy ons ter woonplaatze toeschikte. Ten derden. FONTENELLE heeft zich gedekt tegen de Tegenwerpingen der Godgeleerden, verzekerende dat hy geen Menfchen op de andere Planeeten plaatfte; naar Bewoonders van de Menfchen onderfcheiden. En met dit alles, waarom zou het denkbeeld, door' BUIGENS beweerd, met het Geloof ftryden? De Heilige Schrift leert ons, buiten tegenfpraak, dat alle Menfchen van ADAM afftammen; maar dezelve fpreekt alleen van de Menfchen die deezen Aardkloot bewoonen; andere Menfchen kunnen op andere Planeeten huisvesten, en een anderen Stamvader hebben dan ADAM. Hoe! het Infect, 't welk met trotsheid kruipt op een hoekje van deeze Aarde, zou het zich vermeeten grenzen aan de geheele Natuur voor te fchryven! Eindelyk de Leer van de Veelheid der Werelden, gegrond op Starrekundige Waar neemingen, en daar uit afgeleide bondige redenkavelingen, verschaft ons het verhevenfte denkbeeld, 't welk wy kunnen vormen van de Godheid, en ftrekt om haare Heerlyk heid het fchoonst aan den dag te leggen. 't Is, derhal ven, met reden, dat veele Wysgeeren tegenwoordig zo veel Zonneftelzels, meer of min gelyk aan 't onze, erkennen

als

als 'or vaste Starren zyn. Min wysgeerige Verstanden beginnen zelfs gemeenzaam te worden met dit denkbeeld van millioenen Werelden, door het leezen van het fraaije meermaals gemelde Werkje van FONTENELLE (*).

(*) De volkomenfte Naamlyst der Vaste Starren is die van den Heer FLAMSTEED, en bedraagt by de 3000 zigtbaare Starren. HALLEY heeft 'er 350 meer waargenomen in het Zuider Halfrond: maar gewis zyn de Starren van dezelfde foort, die ons gezigt ontwyken, ontelbaar: Ontelbaar, te regt mag

de Heer GIRARD dit fchriftuurlyk woord ten deezen aanziene ge. bruiken bovenal, als men denkt om de Lysten der Nebula yan MESSIER, en Dr. HERSCHELL. Dan wy wyzen onze Leezers, om wegens de Vaste Starren en derzelver aantal een beter begrip te vormen, na de Opgave van de voornaamfle Starrelysten in vroegeren tyde opgemaakt, en verslag van die nu eerst onlangs in't licht gegeeven zyn, door F. WOLLASTON, hier boven in ons Mengelwerk, bl. 145. En wat de Veelheid der Werelden be, treft, hebben wy onzen Leezeren in den Be/piegelenden Wysgeer in een voorgaand Deel, de keurlykfte Bedenkingen, doormengd met den Schepper verheerlykende Lofzeggingen, voorgefteld, en wyzen hem derwaards te rugge. Nieuwe Algem. Vaderl Letteroefeningen, V. D. 2de St. bl. 361, enz.

VOORDEELIGE UITWERKING VAN DEN BRAAKWYNSTEEN IN EENE MOEIJELYKE VERLOSSING.

e Huisvrouw van G. B., van een zeer driftig en gal

[ocr errors]
[ocr errors]

zwangerheid, aan verfcheide toevallen onderhevig geweest, die door eene overmaat van galstoffe veroorzaakt

waren.

Door nu en dan een weinig Rhabarber en Cremor Tartari te gebruiken, had zy het, tot den tyd van haare verlosfinge, draagende gehouden: dan deeze zich door de gewoone verfchynzelen aangekondigd hebbende volgde 'er echter geene ontbinding, alhoewel 'er geen plaatzelyk ongemak te vinden was.

[ocr errors]

Ik vond haar geweldig benaauwd, zeer dorftig, de tong droog en beflagen, vergezeld van een bitteren fmaak in den mond, en eene groote geneigdheid tot braaken; de pols was klein en ras, en alle de trekken van het aangezicht zeer gefpannen: alle deeze verfchynzelen deeden my befluiten om haar den volgenden drank voor te fchryven, B. Aq

Bb 4

Hor

Hordei x. Aq. Cinamomi 3vj. Tart. Emetici gr. tria. Syr. e fucco Citri Zij. Liq. ann. min. Hoff. zij. M. om daar van alle uuren een theekopje vol, koud, te gebruiken , en zo dra de ontbinding gevolgd was, daar mede op te houden tusfchen beide gebruikte zy voor den dorst dun Gerften water, waarin wat Suiker en Citroenfap gemengd was.

Na dat het eerste kopje van den voorfchreeven drank gebruikt was, ontlastte zy van boven eene groote hoeveelheid, genoegzaam zuivere, Galftoffe, waarop eene groote verligting volgde; het tweede kopje had eene zoortge lyke uitwerking, en op het derde kwam 'er, by het overgeeven, nog een ruime Stoelgang van eene menigte vuile ftinkende stoffe. Door dit alles vry wat vermoeid zynde, viel zy in een zagten flaap, die, omtrent een groot uur geduurd hebbende afgebroken wierd, door een zeer natuurlyken arbeid, waar door zy binnen het half uur van eene gezonde en welgefchapene Dochter verlost wierd. Voorts hebben zich, nog by de Moeder nog by 't Kind, nadeelige verfchynzelen, ftaande den tyd der Kraam, nog ook vervolgens, opgedaan, maar alles is volkomen naar wensch afgeloopen.

[ocr errors]

Dan iets zeer aanmerkelyks gebeurde 'er met het over schot van den bovengemelden drank, het geen ik ter waarfchuwing van anderen niet voorby kan, hier teffens te melden: hiervan was meer dan de helft overgebleven, en de Lyderes begreep dat deeze een zogenaamde vlaagdrank was, aan wier gelukkige uitwerkinge zy, het leven van haar zelve, en dat van haar Kind, te danken had.

Drie a vier dagen na dat zy verlost was, bevond zich eene van haare Vriendinnen insgelyks in arbeid, maar die ook niet naar wensch doorzette: zy dit verneemende, bedagt zich geen oogenblik, om haar het nog overgebleeven gedeelte van den door haar gebruikten drank, vergezeld van de best mogelykfte aanbeveeling, toe te zenden. Deeze Vrouw gebruikte, op raad van haare Vriend inge, ruim de helft van het toegezondene, en was gelukkig genoeg om de gewenschte verlosfinge daar door te bevorderen.

Van deeze gebeurtenis wierd my, op den volgenden dag, met groote blydfchap kennis gegeven; dan ik was met die handelwyze gansch niet in myn fchik, en gevoelde maar al te zeer de groote ongelukken, die uit eene dus geheel onkundige mededeelinge van dit Geneesmiddel had

den

[ocr errors]

den kunnen ontstaan: waarom ik zorg droeg, na vooraf aan die onnozele, doch welmeenende, Vrouw het gevaar, waar aan zy haare Vriendinne blootgefteld had, te heb ben doen begrypen, om het nog zuinig bewaarde overfchot diens dranks terstond te doen wegwerpen.

Dit ftrekke teffens ten bewyze, hoe omzigtig een Geneesheer op alle mogelyke omftandigheden behoort te letten om onkundige en onnozele, doch anders weldenkende, Menfchen, niet in gevaar te brengen, van een op zich zelf heilzaam Geneesmiddel door hunne verkeerde raadgeeving aan anderen, tot een allergevaarlykst middel te doen worden.

R. Med. Dr.

[ocr errors]

BYZONDERHEDEN AANGAANDE DE NATUURLYKE HISTORIE VAN DEN LEEUW.

(Ontleend uit een Werkje, getyteld: Travels trough Barba ry, in a Series of Letters, written from the Ancient Numidia, in the fears MDCCLXXXV and MDCCLXXXVI. Zynde een Uittrekzel van het grooter Franfche Werk van den Abbé POIRET.)

k poogde u, MYN HEER! in een voorgaanden Brieve, een fchets van de beschaafde en onbefchaafde Natuur te geeven. Ik poogde u dezelfde gevoelens in te boezemen, die deeze vergelyking by my verwekt heeft, en aan te toonen, hoe belangryk 't is, om, naa de waarneeming der Natuure, zo als zy aan den arbeid der menfchen onderworpen is, die in deeze Landftreeken te befchouwen, waar niets door de kunst vercierd, of tot volkomenheid gebragt is. Ieder voorwerp verandert zyne gedaante door onzer handen arbeid, en, naar maate wy van de Natuur afgeweeken zyn, is ieder voorwerp, naby of rondsom ons, uit zyn oorfpronglyken ftand verwrikt. Is het, by voorbeeld, in onze Menagerien, die plaatzen der flaverny, dat wy de rechte geaartheid der Dieren kunnen leeren kennen? Hoe zeer verfchilt het Paard niet van zich zelven, als het gelyk een Lastdier werkt, of zelfs, wanneer het, fraai opgetoomd, lustige beweegingen en fprongen maakt? Welke bevalligheden, in tegendeel, en welk Bb 5

eene

« PreviousContinue »