Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]
[ocr errors]

nondig leeven, behooren wy te bedenken, dat ongeregelde driften, niet het verheeven vernuft, van CHATTERTON, de bewerkende oorzaaken waren van zyn deerlyk uiteinde: dat wy liever de woorden gebruiken van een vernuftig Schryver:,, ( Dat op dien tyd, wanneer de vergiftkelk beefde in de hand van CHATTERTON, den ongelukkigen CHATTERTON beefde, een vriendelyke boode, en hemelsch afgezant, hem onder regt hadt van de eer en de belooningen, die de goeddaadig heid van eenen FRY bereidde voor dien Gunfteling des Ver,nufts; maar Voedsterling der elende, welk een fchat van Letterëere was voor Brittanje bewaard gebleeven! Doch de ,, Voorzienigheid hadt het anders beschikt en de Mensch ,,moet zich aan die fchikking onderwerpen. Nogthans verbiedt de Godsdienst in geenen deele de traan die biggelt in het oog der aandoenlykheid; en onderwerping wraakt geen. zins een diep gehaalde zugt van medelyden (*)!”

[ocr errors]
[ocr errors]

39

[ocr errors]
[ocr errors]

Wegens OTWAY loopt eene vry algemeen aangenomen ver. telling, dat hy, naa lang gevast te hebben, eindelyk verftikte door te gulzig gebruik van gemeen voedzel; doch het is thans uitgemaakt, dat dit, hoe algemeen geloofd, nooit gebeurd zy, fchoon hy ongetwyfeld in diepe armoede ftierf; een armoede, welke, nogthans, niet geheel en al kan toegefchreeven worden aan 't verzuim waar mede de Wereld hem bejegende: dewyl verfcheide van zyne Tooneelstukken de goedkeuring en be. fcherming, welke zy met zo veel regts verdienden, genooten.

In 't kort, fchoon ik verre ben van te veronderstellen, dat zich op de Letterbaan te begeeven, eenigzins, wat Voordeel of Eere betreft, in vergelyking kan komen, of met de Pleitzaal tegenwoordig, of met den Geestlyken stand in vroegeren tyde, hel ik, nogthans, zeer over, om te gelooven (zonder thans ftil te ftaan op tegenovergestelde voorbeelden van gelukkig flaagende Letterhelden), dat de ongelegenheden en onheilen der Lieden van Vernuft, meer aan hun eigen wangedrag, dan aan eenige andere oorzaak, waren toe te fchryven, en naauwlyks, in eenig geval, de enkele gevolgen geweest zyn van hunne Talenten, of de ongevoeligheid en onverfchilligheid des Menschdoms, ten opzigte van hunne verdiensten.

39

Ten

(*) Man of Benevolence. De gebeurtenis, waarop hier gedoeld wordt, is wel bekend. De Leevensbefchryver van CHATTERTON, diens deerlyk uiteinde vermeld hebbende voegt 'er nevens: 't Geen onze droefheid over deezen verhaasten en ongelukkigen ftap moet ver,, grooten, is het berigt, dat wylen Dr. FRY, Opperste van St. "John's College in Oxford, op 't laatst des Jaars 1770, na Bristol ,, ging, om ouderzoek te doen op het geval van ROWLEY en CHATTERΤΟΝ en den laatften befcherming te verleenen indien het bleek,

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

dat hy bystand verdiende toen helaas! al de kundfchap welke "hy kon opdoen, hierin bestondt, dat CHATTERTON, weinig dagen ge leden, zichzelven van kant geholpen hadt."

[ocr errors]

CHATTER TON,

GREGORY'S Life of

Ten aanziene van SHENSTONE en HAMMOND is het bezwaar eenigzins, van eenen anderen aart, en het zou fchynen als of zy, die het uitgeleerdst waren in de tedere kunst van zagtheid en overtuiging, het minst gefchikt waren van te laagen, om de tederfte driften in het vrouwlyk hart op te wekken; als of verbeeldingskragt, kieschheid en aandoenlykheid, vyandinnen waren van de liefde, en de Schoonen afkeerig van die Talenten, best gefchikt om de zagte dwinglandy haarer bekoorlykheden te bezingen, en de heugenis haarer bevalligheden te vereeuwigen.

. Doch hier, gelyk in andere gevallen, worden wy, door eene partydige opgave der gebeurtenisfe op den dwaalweg gebragt. HAMMOND en SHENSTONE, men moet het bekennen, waren tedere en fraaije Dichters, en egter HAMMOND en SHENSTONE doen, tot op dit uur, elk aandoenlyk hart fmelten, door de weemoedige klagten van hunne legt beantwoordde Liefde, en elk fchoon oog blyft traanen ftorten over de tedere toonen, die kragtloos waren om de ongevoelige PHILLIS, of de onverbiddelyke DELIA, in de armen dier Minnaaren te lokken. Dan het waren noch de Verzen van HAMMOND, noch de Dichtstukken van SBENSTONE, die de hoop van hunne verliefde harten te leur ftelde; in tegendeel is 'er alle reden om te gelooven, dat deeze, in geene geringe maate, tot het wel flaagen, zou. den medegewerkt hebben, hadden andere amftandigheden derzelver invloed niet verhinderd.

Was de Beminde van HAMMOND de Pupil niet geweest van een hem nydigen Staatsman, wiens bekrompene inzigten, geluk zo wel als eer tot een uitsluitend eigendom van Party wilde maaken, hy zou misschien in de armen van zyne DELIA het geluk van zyn Vriend en Medepatriot, LYTTLETON genooten hebben; want het volgend gedrag van Mist DASHWOOD toonde genoegzaam, dat zy verre van ongevoelig was voor de verdienften of liefdedrift haars ongelukkigen Min

Haars.

SHENSTONE ZOU, gelyk ons verzekerd word door Dr. JOHN. SON (fchoon hy, volgens zyne algemeene gewoonte, zich niet verwaardigt om ons te berigten, op welk gezag zyn verhaal rust (*)), door volharding geflaagd weezen, en gedeeld

[ocr errors]
[ocr errors]

heb.

(*) Men moet bekennen, dat dit geval, door den LeevensbeSchryver, op tene aartige wyze, verhaald wordt : Hy was nimfchryft de Doctor,,, getrouwd, (ik teken dit op uit myn » mer, "geheugen,) schoon hy de Juffrouw, wie zy ook moge geweest » zyn, die het voorwerp was van zyne beroemde Herderskout, zon hebben kunnen krygen." Ik zoek het gezag van Dr. JOHNSON niet in twyfel te trekken of iets in 't midden te brengen tegen zyne waarfchynlvke ligtgeloovigheid; maar zeker zou iemand verwagt hebben onderrigt te worden van de wyze, op welke hy te weeten kwam, dat Mr. SHENSTONE eene Juffrouw ter Eggenoote zou hebben kunnen

99

kry

hebben in het heil van gelukkiger Minnaars. Maar SHENSTONE hadt zyn hart voornaamlyk gezet op zyn Landgoed, dit te vertraaijen verzwolg niet alleen het inkomen, maar ook de hoofdfoin, van zyn gering inkomen; en hy fchynt zyn aanzoek niet verder voortgezet te hebben, dan zo verre het kon ftrekken, om hem ftoffe te verfchaffen tot een Treurlied, of Herderszang, Gelyk hy bedreeven was, zo vondt hy ook misschien vermaak, in het opstellen van dichterlyke klagten, vol tederheid en wanhoop. En ik, die my zelven ten eenigen tyde overgaf aan het treurig vermaak van Klaagliederen op te heffen, kan gereedlyk gelooven, dat een Man van SHENSTO. Ne's geestgefteltenisfe zeer ligt het kon laaten berusten by eene geringe weigering, welke hem de fchoonfte gelegenheid schonk, om zyne herderlyke Zanggodin in cypresfen-lommer te doen zingen.

krygen, van wier naam en omstandigheden hy bekent geheel onkundig te weezen. Maar de Leevensbefchryver, misfchien overtuigd van zyne eigene waarheidsliefde, fchynt doorgaans genegen om zy ne bloote verzekering voor eene genoegzaame blykbaarheid te houden.

I'

ZIDELYKE BEDENKINGEN.

Indien men den mensch regt wil beoordeelen, dient men te wagten tot hy zyn levensloop geheel volbragt heeft. Duizenden, welke voor het oog der Wereld hunnen levensloop ges lukkig voortzetten, en met roem zouden eindigen; doch welke voor dezelve ten einde gebragt is zulke ongelukkige uitstappen doen, dat ze in eens alles bederven, en met een naam ten grave dalen, welke hun allen voorgaanden roem benomen heeft. Wil men, derhalven, regt over den mensch oordeelen, men moet afwagten hoe het einde by hem zy. Het einde kroont het werk, en is het einde goed, alles zal goed zyn; maar is het einde flegt, bet ganfche werk is bedorven.

Is de dood wel zo affchuwelyk als men zich verbeeld? wel zo een Koning der verfchrikkinge, als hy door veelen befchouwd word, die 'er niet aan durven denken, of by elke gedagten van eene kille doodfchrik als bevangen worden? Indien men wel gedaan heeft, waarom zal men dan vreezen, om van eenen onvolmaakten tot eenen volmaakteren, van eenen onge lukkigen tot eenen gelukkigeren staat over te gaan? 't Is waar, de trek naar 't leven is ieder ingefchapen. - De ftap is geweldig groot, over te gaan, uit den tyd, in eene onherroepelyke eeuwigheid. Daar en boven fchynt het sterven van veelen eene benauwde omstandigheid. Dan welk een stap komt ons te groot voor, wanneer wy ons geluk willen uitbreiden, en welk eenen natuurlyken trek weeten wy ten deezen opzigte niet te overwinnen? En wat aanbelangt de benauwde omstandigheid

der

der stervenden, 't is veel meer fchyn, dan dat het in de daad zo is, Vraagt den zulken, welke men met zoortgelyke benauwdheden heeft zien worstelen; wanneer ze by zich zelve komen, zult ge al toos berigt krygen, dat ze 'er niets van gevoeld hebben, dat ze in 't geheel niet benauwd geweest zyn, dus dat deeze akelige vertooning maar in enkelen fchyn beftaat. Dierhalven als de dood zo verfchrikkelyk is, dan is zy 't voor Boosdoeners.

C. v. D. G.

ANECDOTE

VAN DEN TEGENWOORDIGEN KROONPRINS VAN

DEENEMAR

KEN WEGENS DE VRYHEID DER DRukpersse.

Ontleend uit de Sketch of the Character van zyne Koninglyke Hoogheid van Deenemarken.

en tyde dat de Kroonprins van den Koning zyn Vader bevel kreeg, om hem In 't Ryksbewind de behulpzaame hand te bieden, vertoonden zich de Rykszaaken in een gunftiger gedaante dan zy zints lang gedaan hadden. Op dat oogenblik vervoegde men zich by hem met verzoek om de Boekbeoordeeling te herstellen; ten einde 'er niets zou kunnen gedrukt worden, dan naa het Oordeel der Universiteit te hebben doorgeftaan.

De Inleveraars van dit Verzoekfchrift hadden zich bediend om ingang te verwerven, op het voorstel, dat men zelfs den geheiligden Perfoon van zyne Koninglyke Hoogheid, in eenige kleine Stukjes, niet gefchroomd hadt door te ftryken, en eene zo weinig ontziende vryheid omtrent hem gebruikt, dat, bleef deeze ongestraft, daar uit de jammerlykfte gevolgen te dugten ftonden.

De Kroonprins leende het oor aan die listige inboezemingen, met eene aandagt, hem byzonder eigen, en betuigde, in 't einde,,, dat hy, hoe zeer het hem fmertte, zyn gedrag ,, blootgesteld te zien aan een onderzoek onder zulke ongun ,, ftige tekenen, niet kon naalaaten te erkennen, hoe het mis,,fchien gefchiedde, zonder eenig onregt te begaan, dewyl dwaslen het lot van alle Menfchen was; dat hy zich altoos meer ,, geneigd vondt om zyne verpligtingen te erkennen aan de zodanigen, die moeds genoeg hadden om ze aan hem te ontdekken. dan aan de partydigheid van die zwakke Vrien ,, den, die liever zyne misflagen wilden verheelen, of verdonkeren; dat hy, in het toekomende, zich zou bevlyti ,,gen op zulk eene wyze te handelen, dat hy zo min moge

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

» lyk

;, lyk reden gave tot openbaare klagten." En onderrigtte hy deeze Heeren, eer hy ze van zich liet gaan,,, dat hy zo

[ocr errors]

verre was van den Koning te willen aanmaanen tot het be,, teugelen van de vryheid der Drukpersfe, dat hy veeleer ,, geheel bereid was om zich een Verdeediger te betoonen van de Wet door zyne Majefteit deswegen gegeeven: de,, wyl hy, niet min dan zyn Vader, zich verzekerd hieldt, van derzelver heilzaame ftrekking voor de Onderdaanen. Dat een ieder, die zich, door dit vry schryven, beledigd vondt, den Schryver in Regten kon vervolgen, verzekerd dat hem alle Regt zou wedervaaren, 't welk hy regt hadt van de "goedheid zyner zaake te wagten."

"

[ocr errors]

"

"

BERIGT WEGENS THOMAS TOPHAM, bygenaamd, de Sterke Man.

BY

(Uit HUTTON'S History of Derby.)

yzondere berichten, die een geloofwaardig getuigenis draa gen, melden ons dat THOMAS TOPHAM, die een Herberg houdt te Islington, een verbaasde fterkte vertoont; dat hy een zwaare Brem-tak breekt, wanneer hy die tegen zyn naakten arm flaat; twee Oxhoofden water opligt; zyn paerd over een flagboom tilt; een zolderbalk, gelyk een foldaat zyn geweer, draagt, enz. Doch, hoe zeer men in zyn geloof ten deezen opzichte wankelde men werd spoedig overtuigd toen deeze tweede SAMSON te Derby verfcheen, als iemand, die zyn fterkte in 't openbaar, voor één fchelling, aan ieder een vertoonde. Naa een verzoek aan den Alderman COOPER, om zich te mo gen laaten zien, ftondt de Regeering verbaasd over de zaa. ken, die hy onderneemen wilde; en daar zyn voorkomen ge lyk was aan dat van andere menschen, verzogten zy hem zich uit te kleeden, op dat zy zien konden of hy als andere menfchen gefchapen was; doch men bevondt hem veel sterker gefpierd. 't Geen zich onder de armen en knien van andere menfchen uitgehold vertoonde, was by hem met spieren bezet. Hy is byna vyf vocten en tien duimen, omtrent dertig jaaren oud, welgemaakt; hoewel men niets buitengewoons aan hem bespeuren kan, gaat by een weinig kreupel. Hy hadt voortyds een weddenfchap aangegaan, (de gewoonlyke beflisfer der gefchillen,) dat drie paarden hem niet van een paal zou den trekken, tegen welke hy zyn voet zou houden; doch by, die de paarden bestuurde, gaf dezelve een onverwagten zweepflag; dit rukte hem over zyde, en door die onverwagte trek brak hy zyn dyebeen.

De daaden van deezen wonderbaaren man, die de fterkte van twaalf anderen in zich vereenigt, beftonden in 't oprollen van

сем

« PreviousContinue »