Page images
PDF
EPUB

geftorven waren, daar in gelyk geworden? -Wie wist, door meesterlyke trekken en toetfen, de hartstogten en gemoedsneigingen der Vogelen, na hen, zo leevend uit te drukken, als onze groote SCHOUMAN, die, in de daad, onder de laatere Vogelfchilders, zo uitmuntend te achten is, als de Phenix, volgens de overleveringen der oudheid, onder de Vogelen gehouden werd.

[ocr errors]

SCHOUMAN fchilderde niet alleen met Oly- en Waterver. wen, in kleuren, allerlei foorten van Onderwerpen, Beelden, Historien, Landschappen, Watergezichten, Vrugten en Veldgewasfen, allen om het fchoonst; maar ook dong hy naar den prys van den grooten Jacob de Wit, in 't naarbootfen van 't half verheeven Beeldwerk, of Basrelief, en het gelukte hem daar zo wel in te flaagen, dat hy meenig Kunftenaar zelve, daar mede, zodanig misleid heeft, dat zy het werk van zyn penceel voor dat van den beitel aanzagen: tot getuigen hier van, bezit ik een Stukje in 't graauw, door zyne hand gemaald, welk my nog dit jaar, tot een Gedenkstuk der beftendige Vriendfchap van zyn hart, gefchonken is; en geplaatst boven den ingang myner Binnenkamer, ieders verwondering, met verrasfing, trekt.

Gevoelig voor een Vriendschap, welke ik het geluk heb gehad veele jaaren met dien grooten Kunstenaar te onderhouden, oordeelde ik my verplicht, in deeze flaauwe fchets, zyn kunstmaatig Karakter eenigermaate te doen kennen, ten einde, naar myn vermogen, de Kunstlievenden aan te zetten, om 's mans Werken meerder en meerder te befchouwen. Voorts zo by zyne Discipe len (*), als mede by andere Kunstoefenaaren, den lust op te wekken, om, naar zyn Voorbeeld, in de Kunst te vorderen; my verzekerd houdende, dat eene kunstmaatige befchouwing van die Werken, welke hun eigen roem medebrengen, de beste Lofreden is die 'er van gemaakt kan worden, en niet kan nalaaten om andere Kunftenaars aan te moedigen, en dus ten voordeele der Kunst te gedyen.

HET

(*) Van deeze zyn, zo verre my bekend is, nog in leeven: de Heeren F. Muys te Rotterdam, J. Perkois te Middelburg, en M. Schouman, Neef van den overledenen, te Dordrecht.

HET GRAF.

(Zedelyke Befchouwingen.)

Natuurgenooten befchouwe met my onze fille rustplaats

en

na dit afgeloopene leeven, die plaats, daar elk onzer wat rang hier ook bekleed, ééns zyn stoflyk deel te rug moet geeven, laat het behoorlyk aandenken daarvan u in staat stellen, om ééns, wanneer hier uwe dagen zullen geëindigd zyn, met een regt Christelyk geweeten, dit zorg. lyk leeven vaarwel te zeggen, om aan de andere zyde van het Graf, de Zegepalm, de Eerekroon der onsterfelykheid, weg te draagen.

Ŏ! GRAF, bewaarplaats der dooden, koud verblyf der afgeftorvenen, waar toe wy elken ftap nader treeden, by u verzinkt alle vreugde, verdwynt alle elende, in uwe wooning kent niemand haar of vriendfchap. Ja, daar is de veragtste Slaaf gelyk aan zynen Vorst. Hoe veel verfcheidenheid heerscht in uw gebied, welk een zegen verwerft deeze van uwe hand, daar gy geene een knaagend verderf berokkent.

O! GRAF, vol van verfchrikkingen, het aandenken aan u doet ons hart van vreeze fidderen, daar, by 't naderen van ons einde, eene koude rilling ons aangrypt, en befchouwen

wy het overschot van ons, 't welk uw afgryslyk kerkenhol be. waart, dan moeten wy, met aandoeningen der Ziele, uitroepen, wat is de mensch! O! verdroogd rammelend gebeente, hoe overheerlyk, hoe luisterlyk, waart gy eertyds, toen u het overschoone bekleedfel verfierde, toen uwe fiere kruin met golvende hairvlegten pronkte, en gy nog, met vleesch en beenderen famengevoegd, het pronkstuk van Gods groote Werken vertoonde, wat zyt gy nu geworden! tot ftof zyt gy wedergekeerd, en uwe fchoonheid, roem en eer, is ver

gaan als een bloeme des velds.

O! GRAF, gy die met liefde en tederheden fpot, gy scheurt vaneen welgepaarde Echtgenooten; Ouders van Kinderen; Kinderen van hunne Ouders. Gy hoort na geene klagten, gy ziet na geene traanen onaandoenelyk voor het verdriet der ftervelingen, daar gy hunne dierbaarfte panden in uwen kuil gevangen hebt. Hoe beweent de Jongeling

zyn Beminde, daar gy hen aan elkaar ontwrongt. Ja zelfs, het fchuldloos Wichtje ziet, naauwlyks, de eerfte vonk van 't lleve leevenslicht, of gy doet het, met de laatste traan, in zyne oogjes biggelende, grafwaards zinken. Laat vry de trotfche Troonmonarch alles voor hem doen bukken, en beeven, de Waereld door zyn ftaal de Wet voorfchryven

duizenden ter neder vellen, zich als eene Godheid doen aanbidden; hy moet toch eindelyk eens, 't zy vroeg of laat, uit zyne Vorstelyke Zaalen, vol gewoel, in het stille Graf nederdaalen.

zy, len,

yen,

[ocr errors]

Laat vry de Gierigaard, in zyn Goud, zyn God en wellust vinden. O! GRAF, gy wenkt hem, en wat kan hem nu zyn goud en zilver baaten, daar hy, voor gantfche Bergen opeengestapeld Muntmetaal, geen enkel punt des tyds koopen kan; zyn leevenslamp gaat uit. Hy is niet meer, en hy daalt, in de donkere wooning, by zyne afgeftorvene Vaderen. Ziet daar Stervelingen uw lot, het einde van alle vleesch, het einde van al het genot, dat u het leeven op deeze onbestendige aarde fchenkt. Dan, 6 kuil des Grafs, gy zult ons niet eeuwig beflooten houden, hoe groot uwe magt ook hoe gy uwe wreede heerfchappy ons doet gevoeééne wenk van Gods Almagt bedaart uwe woestheid bepaalt uwe woelingen; ja, hoe onbeperkt het heerfchen van uwen arm moge zyn hier beneden, ééns genaakt die dag op welken gy uwen buit zult wedergeeven, wanneer de fchorre Donder bromt door 't barftend grafgewelf, dan zullen allen, die in de graven zyn, de femme van den Zoon van God hooren, en zullen uit het zelve opftaan deezen ten Leegeenen ter Verdoemenisfe. Bedenkt dit allen, gy Godvergeetenen, gy, die Ongodsdienstig ten aanzien van uwen God onregtvaardig ten aanzien van uwen naasten en onmaatig ten aanzien van u zelven, hebt geleefd; hoe zult gy daar, uit den mond van Jefus, het Godlyk vonnis hooren kunnen; doch, hebt gy hier op dit ondermaanfche, in uwen kring, volgens uwe vermogens, altoos getragt, cen onergerlyk geweten te bezitten voor uwen God, en de menfchen. waarlyk deugdzaam voorbeeldelyk gewandeld, hoe aangenaam zal dan eens in uwe ooren klinken, staat op, gy Dooden! om, op dien grooten dag, uw heil te zien volmaaken; dan zult gy het Graf, en zyn wreed vermogen, belachen; dan zult gy, van alle aardsch verdriet en tegenfpoed ontheven, voerd worden in zaliger gewesten, waar niets dan vreugde en wellust leeft, en Dood en Graf zal te niete gedaan wor den ja, dan fluit het Graf zynen hollen mond, dan verdwynt zyne magt, dan zullen wy, in het gezelfchap van Hem, die Dood en Graf verwon, by onzen God, volmaakt ongeftoord leeven, in die ontzachelyke eeuwigheid, daar wy, door 't Godlyk Alvermogen, toe gefchikt zyn, daar tyd en fterflykheid verzinken, en wy, by 't juichend geestendom, Gods roem

zullen uitgalmen,

eeuwig

zonder einde.

overge

Liefde

en Magt,

[blocks in formation]

ZEDELYKE BEDENKINGEN.

9

-

aarde niet opentlyk geftraft, of uitdruklyk door eene Wet verboden word, geoorlofd is; dan wie weet niet, dat 'er oneindig veel zedelyk kwaad is, waar geene uitdrukkelyke Burgerwetten tegen bepaald zyn, Ook vind men menfchen, die dikwils, door eene verkeerde yver gedreven, zomtyds de grootste en gruwelykfte fhoodheden bedryven, terwyl zy waanen God dienst te doen met het geen zy hebben uitgevoerd, en dat zy nog dagelyks pleegen. Żulk eene handelwyze heeft dikwils plaats in Vervolgingen, en by woelagtige, by onrustige, menfchen. De groote Paulus was aan deze boos. heid fchuldig door de Vervolging, welke hy tegen de Kristenen hielp aanregten. Hy maakte 'er zich inzonderheid fchuldig aan by den dood van den eerften gemartelden KrisAlle Vervolging is een gruwel in de oogen van den Regtvaardigen God; want alle Vervolging verwoest en Godlyke en burgerlyke Wetten. Daarom, ô mensch! laat de voorzigtigheid altoos alle uwe daaden bestieren; want eenmaal komt die gedugte dag, waarop gy van alle uwe bedryven, tot een toe, rekenfchap zult moeten geeven.

ten.

Het gebeurt niet zelden, dat de goeden, dat de braven, het meest te lyden hebben. Het is niet altoos een bewys, dat men het regt niet aan zyne zyde heeft, om dat men in deze Wereld veel lyden moet. By Jefus omwan. deling op aarde, moest het grootste regt zwygen voor de gruwelykite ongeregtigheden. De waarheid, zegt men, moet eenmaal zegevieren. Dat is zo. Dan hier, in deze bene

den gewesten, is de ware vergeldinge des loons niet. De grootste onregtvaardigheden gelukken zomtyds veel beter, dan zulke bedryven, welke naar de ftrengfte regels van regt en billykheid ingerigt worden. Is dan de Voorzienigheid niet goed? Is God dan niet regtvaardig? Ja gewisfelyk: God is en goed, en regtvaardig. Om dat de straf der godloozen dikwils vertraagt, zal ze des te gewisfer en heviger treffen, terwyl de heilzon der verdrukten eerst begint te dagen aan de overzyde van de doods Jordaan. Daar zal men in vollen nadruk zien, dat God een onleegbre bron is van oneindige goedheid en regtvaardigheid, om dat dan de tyd eerst geboren is tot de ware vergeldinge des loons,

Als dan zullen Ryken en Armen, Aanzienlyken en Veragten, Jongen en Ouden, Godloozen en Rechtvaardigen, Vervolgers en die vervolgd zyn, Woelgeesten, en zy die een vre. dig leeven geleid hebben, zy die de Maatschappy ont

rus

[ocr errors]

rusten en nadeel toebrengen, en die, welke ftille leden van dezelve zyn; deze allen zullen op dien grooten Oordeelsdag eene regtvaardige en eeuwige vergelding ontvangen van alle hunne werken.

Alles wat is, wat immer was, of ooit wezen zal, is zyn oorfprong alleen aan God verfchuldigd; die is de oorzaak van alles, wat geworden is. Wanneer ik den Hemel aan

de

fchouwe; wanneer ik let op al het geftarnte, welke alle Werelden zyn van eene ontzachelyke grootte. Wanneer myne gedagten de lage aarde doorloopen; dan moet ik met verbaasdheid uitroepen:,, hoe groot zyn uwe Werken, & Heere! Gy hebt ze alle met wysheid gemaakt?" Almagtig Opperheer! waar over moet ik my het meest verbazen, over uwe Almagt, of over uwe Wysheid! Het is eene diepte, die niet te door gronden, een afgrond, die niet te peilen is. Alles roept Heere is groot. Eeuwig onbegrypelyk!" Al wie goede beginzelen, gelukkige gronden, gelegd heeft, kan zich op deze Wereld veele aangename dagen, van verdriet bevryd, voorstellen. 't Is waar, het is zomwylen de fchuld niet van den mensch, dat hem het ongeluk verzelt op alle zyne wegen. Dan de meesten loopen het verderf in den mond, en zyn van hun ongeluk alleen de oorzaak, ter. wyl een wys man, in tegenheden, zelfs zonder verdriet kan leeEene overweeging, dat men in alles zyn pligt be. tragt eene onderwerpelyke infchikkelykheid aan de beftiering der aanbiddelyke Voorzienigheid; zie daar de ware bronnen van 's menfchen geluk, zie daar de vrugtbare bronnen van vergenoeging, die de mensch verkwikken kunnen, alfchoon hy ook van alle kanten door tegenheden word aangevallen. Daarom, al wie goede gronden gelegd heeft, kan zich waarlyk op deze Wereld een gelukkig leeven, veele aangename, en genoegelyke dagen, voorstellen bevryd van verdriet, bevryd van knagend jammer, naberouw, en drukkend hartzeer.

ven.

[ocr errors]

Gevaren, rampen en wederwaardigheden doen den mensch het best aan zynen pligt gedenken. Zy, die in het School van tegenheden en wederwaardigheden zyn opgetrokken en onderwezen, zyn veelal de gezette pligtbetragters. Zy die van hunnen hemelfchen Vader gekastyd worden, zyn dikwils zyne lieffte Kinders; daar echter zulken, waaraan veel te verbeteren valt, om dat zy anders, indien ze niet door kastydingen en tegenheden binnen den kring van hunnen pligt gehou. den wierden, veelligt tot afwykingen en buitenspoorigheden zouden vervallen. Ligt dwaalt de mensch van 't regte fpoor, en laat zich doorgaans niet dan met moeite binnen den kring van zyne verpligting houden. —— Dan men redeneert derhalven zeer liefdeloos, en befluit verkeerd indien men waant, dat hy, die met tegenheden en rampen bezogt word, godloozer en ondeugener mensch is dan zynen naasten, die in voorfpoed leeft.

Gy

« PreviousContinue »