Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

39

op den arbeid myns Kinds. Gy zyt my geen onderhoud, geen voedzel verfchuldigd ik moest het u geeven. Maar, wanneer ik niet meer ben, zal misschien de vertroosting van » voor een korten tyd, myn leevensdraad gerekt te hebben, door uwe Kinderliefde eenige vergoeding fchenken voor uw betoonde trouwe, en de Hemel zal gewis uwe deugden beloonen. Ik bid u, myn Kind, beroof u niet te zeer om ,, mynent wil.”

[ocr errors]

Het hart van ANNA was te vol, om haare Moeder te ftuiten in deeze tedere aanfpraak, doch, zo dra zy zich lugt gegeeven hadt door een traanenvloed, zeide zy, vriendlyk lachende, laat deeze kommervolle denkbeelden vaaren. De goede Hemel verhoede het, dat gy dus zoudt omkomen. Gy zult leeven, , en wy zullen weder gelukkig zyn. Niet myn arbeid; maar de edelmoedigheid van een vreemdeling heeft deeze verkwik-, kingen bezorgd, ja hy heeft gezorgd voor ons beflaan inhet toekomende."

[ocr errors]
[ocr errors]

39

[ocr errors]

De verwonderde Moeder, riep uit,,, wat meent myn Kind?" Dat gy niet meer in deeze elendige gevangenis zult flaa,, pen. Zie, zie, myn waarde Moeder!" met haalde zy de beurs uit, die zo wel van Banknooten als Geld voorzien was. Zie, wat deeze goede Vreemdeling voor ons gedaan heeft!"

[ocr errors]
[ocr errors]

"

39

[ocr errors]

Beevende voerde de Moeder haar te gemoet.,, Helaas! de ,, Hemel verhoede het, dat myn Kind deeze verkwikking te duur gekogt hebbe. O, de Driften, niet de Aandoeningen van de andere Sexe, maaken hun edelmoedig jegens behoeftige en jeugdige Schoonheid; Ach, indien eenige verlokkingen ,, der verzoeking eenige aandrang van behoefte, myne "ANNA bewoogen hebben, om te gelooven, dat overvloed wenschlyker is dan onfchuld, dan is zy de wreedfte en bitterfte myner vyanden; en myn ontmenschte fchuldeifcher is ,, edelmoedig, met haar vergeteeken."

[ocr errors]
[ocr errors]

39

[ocr errors]

Ach twyfel niet," fprak de bloozende ANNA,,, gy weet niet, hoe veel ik reeds heb moeten lyden, of gy zoudt tevens "weeten, hoe onmogelyk het voor uwe ANNA is zulk cene. ,, opoffering te doen."

Het hart van de bedroefde Moeder begon zich gerust te ftellen. Maar zy keerde het hoofd af, met een zugt, en wischte een opwellende traan af. ANNA voer voort met de omstandig heden van COURLANDS edelmoedigheid, niet zonder traanen te ftorten, als onder het vermeiden van de droeve verbystering haars Weldoenders. Doch het verhaal hadt eene geheel andere uitwerking, dan zy verwagtte, op het gemoed van haare Moeder. ,, Kunt gy denken, myn waarde ANNA! dat wy regt hebben, om gebruik te maaken van het geld, 't welk de oogenbliklyke aandrift van krankzinnigheid, veeleer dan de welbedagte » overleggingen van een weldaadig hart, in onze magt gefteld heeft?

[ocr errors]

33

[ocr errors]

"

[ocr errors]

"

heeft? Zal onze verlegenheid, boe drukkend ook, ons tot ,, oneerlykheid vervoeren? Ons aanzetten, om voordeel te trekken van de onbedagte ryklykheid, door een mymerenden aan ;, ons besteed? Zullen wy ons toeëigenen, 't geen de eigendom ,, is van iemand, die niet weetende, wat hy deedt, het ons ,, toereikte? De grootheid der gifte is op zichzelven genoeg, " om ons te overtuigen, dat, hadt de ongelukkige geever by ,, zyn verstand geweest, zo veel nooit aan eene volftrekt vreemde en onbekende zou gegeeven hebben. — Ja, misschien, voegde het hem van regtswegen niet, dusdanig ,, eene gift te fchenken; hy kon eene verdienstlyke Vrouw, een Kind, of Bloedverwanten hebben, welke hy moest be,, zorgen, en die het verlies zouden voelen van 't geen hy zo kwistig wegwierp aan die van natuure geen eisch op ,, zyne goedheid konden hebben. Het kan niet zyn, myn Kind, dat iemand met volle bewustheid, zulk een ruime fom aan een vreemdeling geeft. Gy moet gaan ter plaatze, waar gy hem ontmoette, en onderftaan, of gy hem niet we,, der kunt aantreffen: en, indien dit niet gelukt, dan moeten ,,wy 't geval in de nieuwspapieren plaatzen, op dat het geld aan den rechten eigenaar ter hand kome. 't is beter, te ,, vrede te weezen met een klein gefchenk, 't geen zy denken aan onze braafheid verschuldigd te zyn, dan onze verlegen. ,, heid verligt te voelen, door eene daad, die, fchoon de Wet ,, ze ons toewyze, ons Geweeten ons zegt, dat noch eerlyk, noch regtvaardig is."

[ocr errors]

"

[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

De tedere ANNA, wier drift, om haare Moeder te helpen haar belet hadt op deeze omftandigheden agt te flaan, bezat nogthans eene Ziel, vatbaar voor de kiesheid van de zwaa righeden van haare Moeder. Zy gehoorzaande, overzulks, zonder wederfpreeken, fchoon het bekoorelyk uitzigt van naderend geluk verdween, vertroostte zy zich met de verzeke ring, dat de Deugd, in 't einde, haare eigene belooning me debrengt; en dat lieden. omtrent welken zy zich met zulk eene naauwgezette eerlykheid gedroegen, niet zouden naalaaten, haar te verlosfen uit eene ongelegenheid, die zy dus toonden dat haar niet af kon brengen van het pad des Regts.

Het zoeken van de beminnelyke ANNA na haaren veronder ftelden krankhoofdigen Weldoender was vrugtloos zy zwierf om, 's morgeus, 's middags en 's avonds, ter plaatze waar zy hem eerst aantrof, zy befchreef hem aan ieder een, en deedt veelvuldige naafpeuringen; doch kon geen befcheid altoos opdoen. De Bekendmaakingen wrogten niets meer uit, ELPHINSTON, de éénige Vriend, die iets van de zaak wist, was buiten de Stad, en hy was zo bezig met het volvoeren van zyne eigene plans, dat hy geen tyd of finaak vonds, om zich onledig te houden met het leezen van Nieuwspapieren.

COURLAND bragt den lastigen tyd van afwagten, wat zyn Vriend voor hem zou uitvoeren, niet geheel door in het ber

den

denken van aangedaan ongelyk, en ydele befpiegelingen van toekomend geluk; hy vondt een kragtdaadiger verligting in het volvoeren van de genomene goeddaadige voorneemens. Het afgedroogde oog van meenig een fchreiende Schoone, en de, van dankbaarheid kloppende, boezem der geredde, leenigde de finert van zyn eigen.

Naa het verloop van vier dagen keerde zyn Vriend ELPHIN STON weder. Hy hadt alles volvaardig aangewend, om zyn Vriendschapspligt te volbrengen, maar hy bragt geen geruststellende tyding mede. Geen kundfchap van MARIA hadt hy opgedaan, dan die ftrekte, om al de hoop van COURLAND te doen verdwynen, en zynę Ziel in een afgrond van verdriet te ftorten.

MARIA hadt haare Geboorteplaats verlaaten niemand wist, werwaards. Zy was in 't eerst overftelpt geweest van veragting` en armoede, cen prooi van fchaamte en wroeging, en bykans volftrekt behoeftig, tot dat haare blykbaare zwangerheid haar blootstelde aan de ongenade des Regts. Om zulks te ontwyken, was zy spoedig verdweenen, en men hadt haar niet meer gezien.

[ocr errors]

"

"

"

[ocr errors]

Hemel en Aarde!" riep de verwilderde cOURLAND uit, wat heb ik gedaan ? Maar wat zegt myn Vriend, Geld gebrek Hier moet bedrog en fchurkery onder schuilen. Ik dagt haar wel bezorgd te hebben, als ik haar, door MASON, Banknooten zondt ter waarde van vyftien hon derd Ponden. Een Kind!.... Welk een vermeerdering van fpyt. Ik dagt genoegzaame zekerheid te hebben in de moederlyke genegenheid, tegen de fchriklyke misdaad, om de dierbaare afftammeling myner Liefde niet blootgesteld te zien aan behoefte en fchande, toen ik haar, in myn Brief ,, verzogt, my te laaten weeten of 'er eenige vrugt was van onze omhelzingen; ren einde ik fchikkingen mogt maaken noodig tot welweezen van dit pand onzer Liefde.'

[ocr errors]
[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]

ELPHINSTON antwoordde,,, het blykt niet, dat uw last ooit volvoerd is, of dat de hulpe, door u beftemd en toegefchikt, immer de ongelukkige ter hand kwame."

[ocr errors][ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors][ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

O fchurk!" riep COURLAND uit, zal de wraak zulk een gedrocht niet verpletten? Maar ik was de eerfte Ver.

leider. Ik gaf een flegt voorbeeld, en hy gaf flechts een flaauwe afbeelding van myne trouwloosheid.

-

Ach MA

" RIA! Ach myn Kind! myn Kind! Verleiders der onfchuld neem een les aan myne verbystering en hartzeer! Kon, in het zieden van 't jeugdig bloed, wanneer fchoonheid de lust 34. aanprikkelt, en de begeerte fcherpt, het beeld, 't welk nu voor myne verbeelding zweeft, daar voor komen

[ocr errors]

konden

,, wy in die oogenblikken flegts bedenken, dat een elendige ,, zuigeling, door onze drift geteeld, door zyn geheel volgend bestaan, reden kan hebben, om onze getoole lustvoldoening

[ocr errors][ocr errors]

te vloeken; zeker 'er was geen Mensch boos genoeg, om

[blocks in formation]
[ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors]

zulk een misdaadig vermaak te neemen. een vooruitzigt !”

O fchrik! welk

ELPHINSTON viel hem in de reden,,, Helaas! myn Vriend! ik weet niet, of het u tot vertroosting zal dienen, de droeve verzekering te hooren, dat gy geene reden hebt, om ontrust te weezen over zulk een vooruitzigt. Men gelooft, te in 't algemeen, dat MARIA en uw Kind niet meer

M

» Zyn!"

[ocr errors]

't Is wel! 't is wel!" fprak COURLAND, de kamer op en neder wandelende met eene bedaardheid, die gelyk is aan eene doodlyke ftilte, welk een ftorm voorgaat.,, Zy zyn ingeleid ,, in zaliger gewest, myn lot is misdryf en knaaging!" zeggende, wierp hy zich neder op een Sopha, in fpraakiooze boezemfinerte, en gaf zich over aan zyn lot. Geen aanzoeken konden hem uit zyne mymering trekken, of beweegen, om eenig voedzel te gebruiken, of na troostredenen te luisteren, tot dat hy, naa eenige uuren in dien ftaat doorgebragt te hebben, ontdekte, dat ELPHINSTON, hem oppasfende, aan zyne zyde zat, en hy, in 't einde, na bedde ging; niet, om daar verligting van hartenleed te vinden; maar om het oppasfen van zyn Vriend te ontgaan.

(t Vervolg by de eerfte gelegenheid.)

BY DEN AANVANG VAN HET JAAR 1792.

Tot hier toe heeft ons de Heere geholpen.

Geachte Nederlanders!

SAMUEL.

Dalyk Jaar Yoorbygegaan !

aar ziet gy weder een Jaar verdweenen, een onherroepeen zyt een schrede nader ge vorderd tot dat geen, dat wy allen te gemoet gaan, en dat niemand nog door rykdom, nog door eer, nog door macht kan ontwyken! gy ziet het, boven zoo veelen uwer natuurge. nooten, die reeds, door de dood, ha de Eeuwigheid zyn weggenomen, en hoe toont u deeze dag weder de uitfteekendste blyken van Gods voorzorg, en liefde voor u! hoe wordt gy hierdoor, meer en meer, in het gevoelen bevestigd, dat God, uw liefderyke Vader en Weldoender is. — Hy bewaart u nog in deeze fterflykheid, op dat gy u voor de onfterfelykheid zoude fchikken! en is dit begonnen Jaar wel iets anders, dan een vrywillig gefehenk, uit de hand des grootften Weldoeners; of hing het niet geheellyk van Hem af, die Waerelden fcheppen en Waerelden in één oogenblik vernietigen kan! dat wy ons, met den aanvang van dit Jaar, gezond, en vrolyk gevoelden! Had Hy ons, in het ver

loopene Jaar, niet ten duisteren Grafkelder kunnen doen weg-
draagen! was het Hem niet, even zoo ligt mooglyk, het
bloed, dat nu nog door onze aderen rolt in zynen loop te
ftuiten! ja gy, voor wien het verloopene Jaar, een Jaar,
van zegen, voorspoed, en Welvaart was, gy inzonderheid,
hebt dubbele reden van dankzegging aan Hem, wiens zegen ryk
maakt! Dan
mooglyk zullen fommigen myner Landgenoo-

ten zeggen, hoe! wy hebben geene reden van dankzegging
veele zyn vor ons de tegenfpoeden in het verdweenen Jaar
geweest: de kelk van ons lyden was vol

vol

doch Nederlanders! wat klaagt gy

en

ten boorden

gy murmu morgen, zal ver⚫

reert, die gisteren nog niet was,
geeten zyn het is God, die elks deel heeft verordend, de
Alwetende, de Almagtige de wegen Zyner Aanbiddelyke
Voorzienigheid zyn duister, maar goed! den Mensch is
het weeffel zyner lotgevallen onbekend: maar; cen Wyze Hand,
beftuurt den loop uwer dagen: 6! gewislyk de Eeuwige telde
alle de hairen op uw hoofd: ja
weet, dat 'er mil-
ljoenen fchepfelen, beklagenswaardiger zyn, dan gy. Edoch
die God', die u, in het afgeloopene Jaar, uit den bit-
tren rampkelk heeft doen drinken, kan u in dit begonnen Jaar,
zelfs aan de grenzen van uw leven, nog de hoogfte blyd.
fchap fchenken: hy kan, door zyne Vaderlyke Hand, in 't einde
houdt moed! was u een
nog uwe traanen afdroogen
treurig Jaar befchoren, even heerlyk zal voor u, eens op den
in-
morgen eenes beteren levens, de Zon opgaan! Dan,
woonders van dit land, wat klaagt een levendig Mensch! een
ieder klaage van wegen zyne Zonden! hoedanig was uw gedrag,
ten aanzien van uwen God!
zelven allezins ondankbaar, ongodsdienftig, als zonder God
in deeze Waereld leevende, behandelde gy zynen heiligen
dienst als onverfchillig: die hartgrondige iever voor den dienst
van uwen God, waardoor uw Vaderland verheven is geworden,
is niet meer te vinden, het is te laag
het valt niet
in den fmaak, Godsdienstpligten te verrigten! Neen, ongeloof.
en fpotterny speelt thans haaren ro!: en, gaat gy dus voort,
ontwyfelbaar zeker, zult gy eens daarvan de wrange vruch-
ten finaaken:
verder!
hebt gy ook
van hun
met uwen naasten zoo gehandeld, als gy gaarne
wenschte behandeld te worden! Laat ik u flegts vraagen! heeft
cene ftrikte Regtvaardigheid by u plaats gehad!
Weldadigheid geoeffend aan hun, die gebrek hadden! kend gy
u zelven vry van knevelary en onderdrukking!
het loon van den

dan

uwen naasten, en

u

hebt gy

hebt gy

voor u flaavenden arbeider, niet beknib. beld, wel ten vollen voldaan? hebt gy niet gezegd tot uwen naasten! gaa heenen, en morgen zal ik geeven! terwyl het in het vermogen uwer hand was, het te doen wat zult gy, hier op antwoorden kunt gy ieder verftreeken oogenblik, met vreugde, zonder fchaamte en berouw u herinneren,

en

zeg.

[ocr errors][merged small]
« PreviousContinue »