Page images
PDF
EPUB

verloochend heeft; maar dat deze verhandeling geheel op het Pantheïstische standpunt staat, en derhalve nog slechts, naar ons oordeel, eene geringe toenadering tot het historisch Christelijke standpunt teekent, dat, naar de eigene bekentenis van STRAUSS, op den bodem van het Theismo is gevestigd.

Wij zouden dan ook wel naauwelijks beter kunnen doen, dan deze slechts half consequente verhandeling aan de vergetelheid over te geven, had dezelve ons niet het meesterstuk van ULLMANN verschaft, dat ons hier tevens wordt aangeboden. De meeste lezers, die daartoe de noodige vatbaarheid hebben, zullen het zeker reeds met het uiterste genoegen hebben bestudeerd. — In een' brief aan den dichterlijken GUSTAV SCHWAB, den redenaar van het SCHILLER - feest te Stuttgart, deelt hij zijn gevoelen aangaande de nieuwe Eerdienst mede. En het gevoelen van ULLMANN, lezers! is het gevoelen van een' man, die doch, wij zouden vreezen u te belcedigen, wanneer wij u nog zeggen moesten, dat de Schrijver van GREGORIUS NAZIANZENUS en J. VAN WESSEL, van de Sündlosigkeit JESU, en Historisch of Mythisch, bovenal, een der beroemdste Godgeleerden is van Europa, een man, bij wien licht en warmte in de juiste verhouding staan, en in wiens werken aesthetische en ascetische schoonheden om den Voorrang dingen. Bij ons althans slaat het oordeel van dezen man hoog aangeschreven. Waar wij hem hier eerst hooren aanwijzen, dat de dienst van het Genie hare waarheid en haar regt heeft, tegenover de logheid der ongevoelige wereld, tegenover de liefdelooze ondankbaarheid voor wezenlijke verdiensten, en tegenover zekere vrome angstvalligheid en dogmatische bekrompenheid, dan bewonderen wij den man, die, waar hij anders zoo diep op de velden der wetenschap staart, hier eenen vrijen en ruimen blik in het leven weet te slaan. Maar wij worden tevens ingenomen met den vromen Christen, die het zoo overtuigend aanwijst, hoe arm zulk een culte ons laat, wanneer die in de plaats van Godsdienst treedt; hoe hemelsbreed het verschilt, een' persoonlijken God of een voortreffelijk Genie

te vereeren, en hoe op CHRISTUS veel verhevener naam, dan die van het hoogste Genie, toepasselijk is. Een uittreksel zou voor hem, die dezen brief reeds kent, overbodig, en voor anderen, die hem nog niet lazen, onvoldoende wezen. Wij verwijzen dus liever naar het stuk zelf. Ook de bijgevoegde aanvullingen uit deszelfs tweede uitgave zijn zeer belangrijk. En niet minder de beide bijlagen. Vooral de tweede zou anders nog stof tot menige vraag opleveren.

De Eerw. VERWEY heeft door eenige ophelderende aanteekeningen getracht de minder algemeen bekende wetenschappelijke terminologie in Duitschland ook voor ons publick verstaanbaar te maken. Jammer, dat vooral de redevoering van SCHWAB niet meer in deze vertaling kon worden opgenomen.

Buiten onze schuld kondigen wij dit werkje pas aan, nadat de Hollandsche vertaling der 3de uitgave van STRAUSS in het licht is verschenen. Deze laatste omstandigheid doet ons echter nu den arbeid van den Eerw. VERWEY, die anders welligt voor ons publiek minder noodzakelijk was geweest, met des te meerdere ruimte aanbevelen. Bedriegen wij ons niet, dan zal de schoone brief van ULLMANN nog gelezen worden, wanneer menig tegenschrift tegen STRAUSS reeds vergeten zal zijn.

Eenvoudige Toespraak tot de Hervormde Gemeente van IJsbrechtum, Tjalhuizen en Tirns, gehouden den 3 Julij 1842, door haren Leeraar P. VAN BORSSUM WAALKES, ter gelegenheid van zijne vijfentwintigjarige Evangelicbediening. Te Leeuwarden, bij W. Eekhoff. 1842. In gr. 8vo. 32 bl. f :-30.

Leerrede over de ware Christelijke Eenheid, naar Eph. IV: 3, door p. VAN DER WILLIGEN, Predikant te Tiel. Te Tiel, bij C. Campagne. 1842. In gr. 8vo. 23 bl. f :-30.

De Schrijver van de eerste dezer Gelegenheidsredenen

heeft zich als een verlicht en ijverig man, niet gezind om gekromd te gaan onder eenig juk, dat men in de Hervormde kerk mogt willen op de schouderen leggen, doen kennen door een Adres aan de Synode, waarvan het bekende Verslag melding maakt. 's Mans onafhankelijke denkwijze komt in deze Gedachtenisrede overal uit, en wordt met gepaste vrijmoedigheid voorgedragen. Zijne beschouwingswijze van het Christendom is in den geest der zoogenaamde Groninger school, over welke men hier ons oordeel wel niet zal verwachten te vernemen, doch aan welke en die verdienste heeft ook deze Leerrede de lof niet kan onthouden worden van den Goddelijken Stichter des Christendoms, JEZUS CHRISTUS, als de openbaring en het beeld der Godheid meer, dan somtijds vroeger werd gedaan, op den voorgrond te hebben gesteld. Het stuk is overigens wel bewerkt en getuigt van eenen bekwamen steller. Opdragt en toepassing plaatsen het min of meer in de reeks van schriften van den dag, met betrekking tot hetgeen in en ten aanzien van den tegenwoordigen toestand der Hervormde Kerk gesproken en geschreven wordt.

Dat in dien toestand het behouden van de eenigheid des geestes de band moet zijn, die het genootschap omsluite, en niet formulieren of kerkelijke voorschriften, wordt door den Heer VAN DER WILLIGEN in de andere Leerrede aangewezen. Van dien Geleerde verwacht men niets oppervlakkigs, maar men zou den toon doorgaans warmer kunnen wenschen. Uitgenoodigd, om deze, vóór die van Prof. PAREAU opgestelde, maar door tusschenbeiden gekomene omstandigheden later uitgesprokene Leerrede in het licht te geven, voldeed hij daaraan, in de hoop, dat deze zijn arbeid strekken zou tot bevordering van den bloei en welstand der duurgekochte Gemeente des Heeren, waartoe alles strekke, wat door dezen geleerden man wordt gesproken, geschreven en verrigt!

10

Redevoering ter gelegenheid der bevestiging van Z. K. Hoogheid, den Erfgroothertog van Saksen- Weimar Eisenach, KARL ALEXANDER AUGUST JOHANN, als Lidmaat der Evangelisch-Protestantsche Kerk, op den 14 Nov. 1834, uitgesproken door J. F. RÖHR, Theol. Doct., Opperhofprediker enz. te Weimar. Uit het Hoogduitsch. Te 's Gravenhage, bij J. M. van 't Haaff. 1842. In gr. 8vo. 30 bl. f :-30.

Plegtig

en ernstig is de gelegenheid geweest, op den titel vermeld, en tot heiligen ernst heeft de met lof bekende Opperhofprediker RÖHR zijnen Vorstelijken Kweekeling boven alles opgewekt, en het Christendom, dat dezelve openlijk aannam, vooral van de practische zijde in het licht gesteld. Op het belangrijke van zulk eene plegtigheid vestigt hij eerst de aandacht, en daarna bepaaldelijk, zoo als zij den hooggeplaatsten Jongeling aanging, die daar het voorwerp van aller opmerking en belangstelling was. Hierop noodigt hij hem uit tot het voordragen van het zelf-vervaardigd opstel zijner geloofsbelijdenis. Met genoegen heeft Ref. dit opstel gelezen; maar hij zou van sommige punten nog wel wat stelliger melding willen gezien hebben, b. v. van de bewijzen der hoogste Goddelijke zending van JEzus, van zijne laatste lotgevallen, van de Goddelijke invoering zijner leer op de wereld, over welk een en ander hier bijna niets gevonden wordt. Hierna spreekt de Redenaar over den geknield liggenden Vorst eenen korten zegenwensch uit, bidt vervolgens het Onze Vader, en een' koorzang voert de doxologie uit. - Eindelijk gaat hij over tot Christelijke vermaningen, om zijnen Vorstelijken Aannemeling tot Christelijke godvrucht en deugd, overeenkomstig de hooge betrekking, waarin dezelve geplaatst is, op te wekken. Alles wordt besloten met een kort gebed om den Goddelijk en bijstand en zegen over den jongen Vorst en zijn Geslacht. De stijl is deftig en waardig, voor tijd en plaats en toehoorders wel passende, hoewel zich over het geheel minder door levendige warmte en

.

schoone trekken van welsprekendheid, dan door kalmen en statigen ernst onderscheidende; maar gelijk de vertaling dezer Redevoering zich door in- en uitwendige netheid aanbeveelt, zoo zal zij ook met genoegen te lezen zijn. Moge de jonge Vorst, die met Nederlands Koninklijk Huis thans ор het naauwst verbonden is, den weldadigen invloed van de zuivere en volkomene Evangelieleer steeds ondervinden en betoonen, en, bij voortgaand onderzoek, van hare waarheid, Goddelijkheid en volledigheid boven alle menschelijke redeleer hoe langer hoe meer overtuigd worden!

Vlugtige Gedachten ontstaan uit eenen blik ор den tegenwoordigen toestand der Gereformeerde Kerk in Nederland. Te Groningen, bij W. van Boekeren. In gr. 8vo. 27 bl. f :-30.

Vlugtige gedachten, naar allen schijn van een' leek, die echter zijnen naam verzwijgt. Ja wel, vlugtig: want zoo gij hoort, Lezers, dat hier in 27 bladzijden geoordeeld wordt over het oogpunt, waaruit de tegenwoordige bewegingen in de Hervormde kerk te beschouwen zijn, en niet minder dan vijf verschillende voorslagen, van den tegenstrijdigsten aard, tot herstel van vrede en waarheid, worden gewikt en gewogen, kunt gij begrijpen, welke grondige ontwikkeling der zaak u hier te wachten staat. Wij vergenoegen ons dus met te refereren, 1°. aangaande den Schrijver, dat hij in den geest met de bestaande afgescheidenen vereenigd is, schoon hij van den hoogverlichten en geliefden Broeder LISMAN in eenige bijzonderheden verschilt. Verder, dat hij echter door een' loffelijk en geest van vredelievendheid en zachtmoedigheid wordt geleid; en eindelijk, dat hij zijne bevoegdheid tot het schrijven dezer op 20 jarige Exegetische en Historische studie" (?) heeft gebouwd. En 2o. aangaande zijn gevoelen, dat het hierop nederkomt: »Uit den boezem en door de stem van de >>Hervormde of Gereformeerde gemeente in ons vaderland >> moet er eene Synode belegd worden van 12, 20 of zoo

« PreviousContinue »