Page images
PDF
EPUB

slissen, is het voor eene beoordeeling minder geschikt. Wij bepalen ons dus slechts tot eene aankondiging, met den wensch, dat de aandacht, vooral van deskundigen, er op moge gevestigd worden.

De Heer NUMAN heeft evenwel, behalve hetgeen ter inleiding wordt gezegd, er nog een en ander over gedane waarnemingen omtrent de hoedanigheid der melk bijgevoegd, volgens HERTWIG en anderen; verder ook gedane proefnemingen omtrent de gehalte der boter- en kaasdeelen in de melk van dieren, die in een' ligten graad aan het Mondzeer lijden. Ook deze dragen blijken van den onderzoek lievenden geest des Hoogleeraars.

Der aandacht van den geleerden Schrijver schijnt ontsnapt te zijn, bl. 5, Mailand, in plaats van Milaan; bl. 7. Laat het zich uitmaken, voor: Is het bewezen; bl. 9. Imfung voor Impfung.

Volks-Heelkunde, of eenvoudige raadgevingen bij plotselinge ongelukken, gevaarlijke toevallen, vergiftigingen enz. bij afwezigheid van een' bekwamen Heelmeester. Naar het Fransch van M. MAYOR, M. D., eersten Heelmeester van het Hospitaal te Lausanne. Met Aanteekeningen en aanzienlijke Bijvoegselen door тHOMAS CUTLER, M. D. Uit het Engelsch vertaald door Dr. H. H. HAGEMAN, JR. Met Afbeeldingen. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. 1842. In gr. 8vo. XVI en 124 bl. ƒ 1-25.

De uitvoerige titel ontslaat ons, om omtrent den inhoud

van dit boek veel te zeggen.

De inhoud van bl. VII-XVI treedt, in IX hoofdstukken, in nog meerdere bijzonderheden; terwijl in een aanhangsel nog een en ander wordt bijgevoegd, hetgeen onder de vermelde hoofdstukken niet heeft kunnen bevat worden.

Het boekje, als zoo vele anderen, deelt in de reeds meermalen vermelde gebreken. Voor cene Volksheelkunde bevat het meer dan eenvoudige raadgevingen. Het geeft

ook aanleiding om te handelen, en dit is geheel verkeerd. Aderlaten, koppen, zijn toch geene kunstbewerkingen om in ieders handen te geven, zelfs van hen, die nadenken (bl. 92). Dat het aderlaten eene kunstbewerking is, volstrekt niet moeijelijk te verrigten, zou met een koninklijk Voorbeeld kunnen gestaafd worden; maar Koning LOUIS PHILIPPE, ZOO de bekende Anecdote waar zij, is ook geen gewoon, alledaagsch mensch. De Heer MAYOR kan de aderlating voor zich als gemakkelijk beschouwen; dit heeft hij met meer bekwame mannen gemeen, die in iedereen dezelfde vaardigheid vooronderstellen. » De som van >> het menschelijk geluk zal er zeker niet bij winnen," (bl. 92) wanneer ieder zal wanen te kunnen aderlaten, en het is toch iedereen niet te leeren. - De afbeeldingen zijn voor gewone menschen niet voldoende en vooronderstellen te veel. Met één woord, voor het volk bevat dit boekje te veel, voor Heelkundigen te weinig. Met alle goede bedoelingen, zijn boeken van deze soort der kwakzalverij meer bevorderlijk, dan dat zij die tegengaan.

Handboek der Land- en Volkenkunde, Geschied-, Taal-, Aardrijks- en Staatkunde van Nederlandsch Indië; door P. P. ROORDA VAN EYSINGA, Ridder, Hoogleeraar enz. Iste en IIde Boek. Te Amsterdam, bij L. van Bakkenes. 1841. In gr. 8vo. 448 bl. f 7-50.

De belangstelling in de kennis van Nederlandsch Indië

is in de laatste jaren aanmerkelijk toegenomen. Naarmate de ondervinding meer heeft geleerd, van welk een hoog gewigt onze Oost-Indische bezittingen zijn voor het moederland, ja dat het openbaar credict, helaas! zoo goed als eeniglijk van de opbrengsten dier bezittingen afhangt; naarmate deze laatste zelve tot meerdere ontwikkeling komen; naarmate de cultuur er zich heeft uitgebreid, onderscheidene inrigtingen er zijn tot stand gebragt, leerstoelen in het vaderland voor de kennis van Nederlandsch Indië opgerigt, en, wat wij niet het laatst hadden moeten noe

men, meerderen er zich uit Nederland zijn gaan vestigen; naar die mate is de algemeene aandacht meer op die koloniën gevestigd geworden, en heeft meer dan een geschrift, hier niet op te noemen, dat ons met onze Indische landen en derzelver bewoners trachtte bekend te maken, eenen goeden opgang gemaakt. Meer dan eene beschrijving, althans van gedeelten, meer dan eene reis door onderscheidene gewesten, kaarten, enz. zagen het licht. Maar ons ontbrak nog een volledig werk over dit onderwerp. Wij juichen dus op zich zelf de uitgave van zoodanig een werk zeer toe. Niet van de gemakkelijkste is de taak des vervaardigers. Welke uitgebreide, ten deele nog weinig bekende landstreken! Hoeveel onderscheidene voortbrengselen, volken, talen, gewoonten, Godsdiensten! En wanneer wij nu op den Schrijver zien, moeten wij zeggen, dat hij boven vele anderen tot het leveren van eene beschrijving onzer Oost-Indische bezittingen bevoegd is. Zijne onderscheidene betrekkingen, reizen en studiën, waarvan wij reeds vroeger eenige proeven hebben ontvangen; zijne nog meerdere tehuisheid (om dit woord te smeden) in dit onderwerp door zijne betrekking als Hoogleeraar in de taal-, land- en volkenkunde dier bezittingen aan de militaire Akademie; zijne gelegenheid tot het bekomen van bronnen en bescheiden; dit alles stelt hem in staat om iets goeds te leveren. Intusschen, nu er een gedeelte van dat werk het licht ziet, is onze taak niet zeer gemakkelijk. Rec. kan niet uit eigene oogen zien; hij is nooit zoo ver van honk geweest, en kent Indië alleen uit mondelinge en schriftelijke berigten. Bij verschil tusschen den eenen en anderen schrijver valt de beslissing soms moeijelijk. Met de Oostersche talen is Rec. slechts in de verte cen weinig bekend. Op bijzondere kennis van de zeden en gebruiken der bewoners van de onderscheidene eilanden, die wij in de Oost middellijk of onmiddellijk in ons bezit hebben, maakt hij geene aanspraak. Het geschiedkundige is, zoover hij zien kan, getrouw. Alzoo is het best, meer als Referent, dan als Recensent op te treden; vooral met het eerste gedeelte van dit belangrijk werk, hetwelk wij min

[blocks in formation]

der lang naar eene aankondiging zouden hebben laten wachten, indien wij niet alvorens door alle ons ten dienste staande hulpmiddelen ons nog beter in de zaken, waarover hier gehandeld wordt, hadden willen oriënteren. En na dit gedaan te hebben naar ons beste weten, durven wij vrijmoediger aan het hier geleverde den lof geven van juistheid en volledigheid.

Onze tegenwoordige bezittingen in Oost-Indië worden ook door den Schrijver verdeeld in zes hoofdgroepen, welker afzonderlijke behandeling den inhoud der zes boeken van dit werk zal uitmaken. Ze zijn: 1) Sumatra, 2) Borneo, 3) Celebes, 4) Java, 5) Sumbawa, en 6) de Moluk. sche eilanden. Doch de Schrijver zal dezelve in eene omgekeerde orde behandelen, als meer overeenkomstig de geschiedkundige herinneringen. Hij begint alzoo, na een algemeen overzigt en eenige geschiedkundige opgaven van zeereizen, ontdekkingen, staatkundige gesteldheid tijdens de ontdekking, enz. met

Amboina. In drie hoofdstukken wordt dit eiland beschreven, met deszelfs voortbrengselen uit het dieren-, planten- en delfstoffenrijk; bestuur, inlandsche bewoners, derzelver aard en levenswijze, enz.; waarna, mede in drie hoofdstukken, de geschiedenis van dit belangrijke specerijeiland volgt, beginnende met de komst der Portugezen in het begin der 16de eeuw, en loopende tot den laatsten tijd, waarbij natuurlijk niet overal enkel op Amboina, maar hier en daar ook op den Molukschen Archipel in het algemeen gelet wordt. Vervolgens worden beschreven de eilanden Boero, Amblau, Manipa, Kalang, Bonoa, Ceram, Ceram Laut, Keffing, Noesa Laut, Honimoa, Boewang Besi en Menado. Daarna de Bandasche eilanden; als een opmerkelijk bewijs van de buitengewone vruchtbaarheid voeren wij aan, dat het eiland Ay, dat in drie of vier uren kan rondgeroeid worden, jaarlijks 30,000 ponden foelic en 120,000 ponden Muskaatnoten opleveren kan. Over het algemeen moet de natuur aan deze cilanden eenen verkwistenden rijkdom van natuurvoortbrengselen gegeven en er allerlei schoonheden van dieren en planten ten toon

gespreid hebben. Jammer, dat ook in deze gezegende streken, gelijk zoo dikwijls elders, de beschaving der bewoners vaak in eene omgekeerde verhouding staat tot de schoonheid der natuur. Op de beschrijving der zuidoosteren zuidwester-eilanden volgt een kort overzigt van de taal der Alfoeren, gegeven, wij vinden dat dit den Heer ROORDA VAN EYSINGA eer aandoet, » daar, ten aanzien van het Christendom onder die Heidenen, de kennis derzelve als dienstig wordt geacht." De taalregels zijn hoogst eenvoudig; een woordenregister, vijf bladzijden groot, zal wel niet volledig zijn; de Schrijver gaf, wat hij wist, en geeft daarna het gebed des Heeren, de tien Geboden en de twaalf geloofsartikelen in deze taal met eene nevensstaande letterlijke overzetting, waardoor men te beter een overzigt over de Alfoersche spraak verkrijgt. Na de Aroë-eilanden en de geschiedenis van Banda volgen beschrijving en geschiedenis der eigentlijke Moluksche eilanden, Gilolo, Ternate, Tidor enz. Dit deel wordt besloten met uittreksels uit een Maleitsch stuk, vergezeld van de Nederduitsche vertaling. Het oorspronkelijke, aan den Schrijver door eenen Bantamschen Vorst ten geschenke gegeven, heeft ten titel: wegwijzer voor hen, die het geestelijk leven omhelzen; het is niet alleen voor de taal belangrijk, maar ook voor de kennis der denkwijze, die zuiver en zedelijk is. Bij menschen, die zulke grondstellingen volgen, is, dunkt ons, de weg tot het Christendom reeds goedsdeels gebaand.

Ofschoon wij geene aanmerking hebben op de indeeling van dit werk, staat het uitwendig minder fraai, dat de Schrijver ook volgens die verdeeling zijne boekdeelen heeft ingerigt. Ten gevolge daarvan heeft de beschrijving der Moluksche eilanden, in het eerste, de uitgebreidheid van een gewoon boek (357 bladzijden); terwijl wij van de derde Afdeeling, Java, reeds een zwaar boekdeel ontvingen, hetwelk nog slechts een eerste gedeelte is; en de tweede Afdeeling slechts een stukje van 91 bladzijden uitmaakt. Behoudens de verdeeling ware ons eene andere afscheiding der bockdeelen beter toegeschenen. Het tweede gedeelte

« PreviousContinue »