Page images
PDF
EPUB

De waarneming van den Hoogleeraar G. VROLIK getuigt van zijnen steeds onvermoeiden ijver tot uitbreiding der ontleedkundige ziektekunde. Zij moet in haar geheel gelezen en met de plaat van dit zonderling verschijnsel gelezen worden. Men kan ook van dezen Geleerde zeggen: numquam minus otiosum fuisse, quam cum otiosus esset.

[ocr errors]

Dr. VAN DAALEN treedt, in navolging van Dr. DASSEN en Dr. VAN DEEN, in cene korte beschouwing van het zenuwstelsel. Eigenlijk werd hij opgewekt door de geschriften van beide Geneeskundigen, om ook zijne bedenkingen omtrent sommige punten, door hen bewerkt, mede te deelen. Zij zijn tot eene korte verhandeling uitgedijd, die de volgende hoofdpunten behandelt: Histologie en algemeene Morphologie van het zenuwstelsel. De eigenschappen der zenuwen in het algemeen. Bijzondere functiën van het zenuwstelsel. Mechaniek der zenuwwerkzaamheden. Over den invloed van verschillende deelen des zenuwstelsels op elkander en het overige organismus. Daar de Schrijver zich omtrent sommige punten, gelijk hij zelf zegt, heeft moeten bekorten, is dit betoog voor geen uittreksel vatbaar; het mag echter belangrijk genoemd worden. De Schrijver heeft meerdere stellingen van Dr. VAN DEEN ten toets gebragt, en meent ze nog niet genoeg bewezen te zijn. Dit is ook reeds door anderen aangemerkt. De verklaring der zenuwwerking is en blijft een moeijelijk vraagstuk. Ook bij eene nog grondiger kennis der bewerktuiging zal het steeds aan eene grondige verklaring der verschijnselen van het leven blijven haperen. Alles afdoende en beslissende proeven behooren alsnog onder de pia desideria. Gelukkig, dat, terwijl de natuurkundigen bezig zijn, de behandeling en genezing van vele lijders toch voorspoedig kan blijven voortgaan!

De Boekbeoordeelingen en de Journalistiek gaan wij in zoo verre met stilzwijgen voorbij, als wij alleen zeggen, met genoegen gezien te hebben, dat er eene behoorlijke oplettendheid aan oorspronkelijke inlandsche voortbrengsels geschonken wordt. Zoo zagen wij de geschriften van Dr. en anderen naar behooren ge

ARNTZENIUS, LUYTEN

waardeerd. De gestichten voor krankzinnigen gaven ook aanleiding tot wisseling van gedachten en hier en daar tot wrijving. Moge uit dit alles iets goeds geboren worden, met vermijding van alle overdrijving, welke der goede zaak meer schade dan voordeel doet! Dit is echter zeker, dat omtrent elk ziekenhuis, en dus ook omtrent gestichten voor krankzinnigen, geldig is, dat de sterfte in verhouding staat met de deugdelijkheid der inrigting. Buitengewone omstandigheden kunnen hier slechts tijdelijk eene uitzondering maken. Wij beamen volkomen het gezegde van ESQUIROL: » Des constructions bien faites, bien ap»propriées ont une influence incontestable, non seulement » sur le bien-être des aliénés," (en ook van alle andere zieken) » mais encore sur la durée de leur existence et » sur leur guérison." Wij voegen er nog bij, ook het beheer, het personeel, enz., want zonder deze is ook het best gebouwde gesticht een dood ligchaam.

Wij wenschen desgelijks, dat de pogingen van Dr. FABIUS (*) doel mogen treffen. Doch zijn Ed. bedenke, dat het gemakkelijker valt gebreken aan te wijzen, dan die te verhelpen ; dat verbeteringen slechts van lieverlede bewerkt worden. Ieder is gereed zijne stem bij die des berispenden te voegen; maar moet de verbetering der gebreken door geldelijke bijdragen en opofferingen gevonden worden, dan zijn de handen van velen niet zoo gereed als de tong vaardig was. Jeugdige Artsen kunnen zich vaak niet begrijpen, waarom oudere bij ziekenhuizen niet meer doortasten zij kennen echter de bezwaren niet, waarmede de Arts reeds sedert jaren gekampt heeft, omdat de verbeteringen van geldelijke bijdragen en onderstand afhankelijk waren. Het decretéren van opcenten is spoedig geschied, maar de opbrengst geschiedt als onder een gedurig onweder, waarbij het gerommel van den donder nooit ophoudt. Het behoorde anders te wezen maar het gebod Matth. XXII: 39b is een der moeijelijkste voor de practijk. Bij de vergelijking van de cijfers moet ook de plaatselijke gelegenheid niet voorbijgezien worden. Ook de

(*) Der geleerde wereld, der kunst en zijner vele betrekkingen alreeds door een' vroegen dood ontrukt. Redact.

numerique methode is niet van algemeene toepassing; slechts met bijzondere wijzigingen is zij aan te wenden. - Dit alles wordt niet gezegd om bestaande gebreken te vergoe lijken, maar opdat gematigdheid bij beoordeeling niet uit het oog verloren worde. Wij hopen, dat zout en cognac geene verdere aanleiding tot wetenschappelijke behandeling moge geven. Alles heeft zijnen tijd, ook dat een ligtgeloovig publiek aan een' winstbejagenden boekbinder zijne penningen, ten koste van leven en gezondheid, ten offer brengt. Na verloop van eenigen tijd wordt meestal toch bevestigd gevonden, hetgeen GAMALIëL (Hand. V:38) reeds vóór eeuwen gezegd heeft.

Handleiding tot de kennis der Natuur- en Landhuishoud kunde, bevattende een kort overzigt der voornaamste grondwaarheden, welke strekken moeten tot opleiding der Landjeugd tot de beoefening van den Landbouw. Door E. C. ENKLAAR, Phil. theor. et Litt. hum. Cand. en Onderwijzer van den Landbouw te Zalk. Welk stuk door de Commissie van Landbouw in Zeeland is bekroond geworden. Te Kampen, bij K. van Hulst. 1842. In kl. 8vo. 75 bl. f :- 25.

Dit

it werkje is met een voorberigt voorzien, door de Commissie van Landbouw in Zeeland, waarin het zeer geprezen en aanbevolen wordt, terwijl men het op scholen ten platte lande bij het onderwijs wenscht te zien ingevoerd. Het doet Rec. leed, dat hij met deze aanbeveling van gemelde Commissie niet kan instemmen. Om niet te spreken van de door groote beknoptheid ontstane oppervlakkigheid, heeft het boekje ook niet die bevattelijkheid, welke het tot onderwijs der jeugd en bepaaldelijk der landjeugd geschikt moet maken. De natuurkundige gronden zijn voor hen, die nooit iets van dergelijke zaken hoorden, onverstaanbaar; men zie b. v. wat over de zamenstelling van lucht en water gezegd is. Hoe zal de onderwijzer, die geen scheiof natuurkundige is, het ontbrekende aanvullen? Tot gedachteloos napraten van onverstane termen behoeft men de

jeugd niet op te leiden; zulks vormt slechts waanwijze menschen, waarover de waarlijk kundige man de schouders moet ophalen. Ook zouden wij niet gaarne zeggen, dat de dampkring den aardbol tot eene ongemeten hoogte omgeeft (bl. 7.) Die hoogte is waarlijk gering, in vergelijking met den straal van den aardbol. Evenmin is het waar, dat de lucht, hoe warmer zij is, des te meer waterdamp bevat (bl. 11); de Schrijver heeft zeker gemeend, dat zij des te meer waterdeelen kan bevatten, zonder dat die als damp nederslaan. Als drukfeilen merkten wij op, bl. 24 reg. 17, den eigenlijk gezegenden landbouw, voor den eigenlijk gezegden landbouw, en bl. 33 reg. 5: Het kon den wensch, hoe ruw en weinig opmerkzaam hij in den aanvang ook ware, voor het kon den mensch, enz.

Over de hervorming van ons Kiesstelsel. Door Mr. J. R. THORBECKE. Te Leyden, bij P. H. van den Heuvell. 1842. In gr. 8vo. VIII en 138 bl. ƒ 1-:

De Conflicten van Attributie, uit een geschied- en staatkundig oogpunt beschouwd. Te Zwolle, bij W. E. J. Tjeenk Willink. 1842. In gr. 8vo. 82 bl. ƒ :- 90.

Na te hebben aangetoond, dat wij eigenlijk geen Kiesstelsel naar standen, en nog minder eene vertegenwoordiging van standen hebben, gaat de Hoogleeraar THORBECKE, in zijn hier aangekondigd werk, betrekkelijk de hervorming van ons Kiesstelsel, over tot beantwoording der vraag: Wat kunnen, wat behooren wij, onder de tegenwoordige Grondwet, tot hervorming van ons Kiesstelsel te doen? Hij behandelt daarop in het eerste Hoofdstuk: Keuze voor de Provinciale Staten, de zeven volgende punten: 1. Keuze der ridderschappen. 2. Keuze der steden. 3. Keuze van den landelijken stand. 4. Bevoegdheid om te worden gekozen en toegelaten. 5. Tijd, voor welken de benoemde wordt gekozen. 6. Getal van de leden der Provinciale Staten in 't algemeen. 7. Keuze voor de Gedeputeerde Staten. Het tweede Hoofdstuk voert ten titel: Keuze voor de plaatselijke Besturen, en splitst zich in twee hoofdafdeelingen. 1:

Keuze voor de stedelijke gemeentebesturen, en 2: keuze voor de plaatselijke besturen ten platte lande. Als bijlagen worden eindelijk medegedeeld I. Besluit van 13 Febr. 1815, No. 61; II. Besluit van 23 Dec. 1825, No. 122, en III. opgave der Heeren Gouverneurs in 1841, van het cijfer der stedelijke ingezetenen, welke de belasting, tot oefening van het stemregt geëischt, opbrengen.

Wij vertrouwen, dat ook dit opstel van Prof. THORBECKE reeds in veler handen is, en maken opmerkzaam onder anderen op bl. 72 (Keuze voor de Plaatselijke Besturen). Daar de steden afzonderlijke regten volgens de Grondwet hebben, die de steden tegen de gemeenten ten platte lande overstelt, en alle plaatselijke gemeenten onder beide soorten zamenvat, zoo bestaat er geen derde. Er zijn dus, in den zin der Grondwet, geene steden denkbaar, zonder regt om leden. voor de Provinciale Staten te kiezen. De naam is aan eene bepaalde regtelijke eigenschap grondwettig verbonden. Intusschen hebben wij onder onze 1200 gemeenten 87 steden, waarbij komen in Zuid-Holland ééne, in Noord-Holland twee, in Zeeland zeven, en in Overijssel zeventien, die slechts ten gevolge van Koninklijke Besluiten den naam van stad dragen.

Zeer gewigtig zijn ook de opmerkingen over de keuze voor de stedelijke gemeentebesturen, waarbij gehandeld wordt over het Stemregt, de keus voor den Raad (1. Kiezerscollegiën, 2. bevoegdheid om tot lid van den Raad te worden gekozen en toegelaten, en 3. tijd, voor welken de leden van den Raad worden gekozen) en eindelijk over de benoeming van Burgemeester en Wethouders. Bij de keus voor de plaatselijke besturen ten platte lande wordt acht gegeven op stemregt, verkiesbaarheid, benoeming van burgemeester en assessoren, eindelijk op zoogenaamd heerlijk regt. Van dat laatste regt, als geheel buiten verband met den aard onzer instellingen en den tegenwoordigen toestand der maatschappij, verlangt de Schrijver teregt de afschaffing door de Wetgevende Magt.

Over de moeijelijkheid, welke de gebrekkige hierziening der Grondwet in 1840 tegenwoordig veroorzaakt, zoodra men goede bepalingen maken wil, waardoor er eenheid en zamenhang in stelsels van regering en volksvertegenwoordiging zou worden gebragt, weidt de Schrijver uit in zijne Voorrede. Indien er een nieuw ontwerp van wet op het Stem

« PreviousContinue »