Page images
PDF
EPUB

niet onaardig; ons dunkt echter, dat van de grondstof meer partij ware te trekken geweest.

Ondanks al deze aanmerkingen, mogen wij ook dezen Jaargang van dit prachtboekje aanbevelen. Van de keurige uitvoering te zwijgen, zou zijn, eenen lof terughouden, waarop de Uitgever alle aanspraak heeft.

De

Almanak voor het Schoone en Goede. Te Amsterdam, bij G. J. A. Beijerinck. f 1-80.

is dit jaar bijzonder schoon en goed; en dit zegt veel van een Jaarboekje, dat altijd heeft uitgemunt door keurigheid van inhoud, bevalligheid van vorm, netheid van plaatwerk, en daarbij goedkoopheid in prijs. De biddende Agnes tegenover den titel behoort bij een verhaal in proza van E. VAN RANDERODE, dat men van geene te groote waarschijnlijkheid zal beschuldigen. Fransche officieren uit het leger van LoDEWIJK XIV te laten spreken van » rondslaan als malle Jan onder de hoenders," is toch wat zonderling; en waarom er Fransche zinsneden doorloopen, begrijpen wij niet, daar de Schrijver hun Hollandsche gesprekken in den mond legt, omdat hij een Hollandsch verhaal schrijft, maar het overigens van zelf spreekt, dat de onderstelde personen zich wel geheel en al van hunne moedertaal zullen bediend hebben. Apropos van Fransch. Een prozastukje in deze taal van Tweederlei CLAVAREAU staat hier min of meer vreemd. liefde van HELDRING is een zeer onbeduidend stukje, gemaakt voor een allerliefst plaatje naar eene schilderij van De Gedachten den bekwamen, reeds overleden DE LELIE. van KIEFT zijn niet alle van KIEFT, maar ten deele van JEAN PAUL, en als zoodanig zeer bekend. hooren wij zeggen, dezen Almanak, en maakt toch nog al vrij wat aanmerkingen. Het proza is dan ook het minste; hierna beter schrijft de Almanak; deze schrijft het ook, want tegen het volgende jaar wordt eene bijdrage toegezegd van de bekwame Schrijfster, die dezen Almanak zoo dikwerf met de vruchten van haren geest opluisterde." (Mejufvrouw TOUSSAINT?)

Gij preest daar,

Onder de meest bekende Dichters, in de jaarboekjes doorgaans optredende, behooren: B. PH. DE KANTER, hier en in Aurora met uitmuntende rijmclooze jamben; LESTURGEON,

D

die vier stukjes geeft in de May"; SIFFLE, die het Schoone en Goede bezingt; VINKELES, van wien wij elders, en ook hier, fraaijer verzen lezen, dan Despo's dood; de jonge TOLLENS; GREB, Over wien boven; P. MOENS, gevoelvol over de Vaderlandsliefde; WITHUYS, met een fragment uit een uitvoeriger dichtstuk: Avilda, of de Noormannen in Kinheim, hetwelk naar het geheel doet verlangen; BEETS, met een dichtstukje aan Ceres, gelijk in Aurora op Isebel; TER BAAR, wiens fiksche trant zich niet verloochent, terwijl hij aan Nanny zingt; WARNSINCK, met een roerend verhaaltje van eene treffende gebeurtenis, die misschien niet waar is, maar zeer wel waar zou kunnen wezen, en eene ernstige waarschuwing behoort te zijn tegen het onbedachtelijk toevertrouwen van kinderen aan dienstboden en bangmaken der kleinen voor den zwarten man," omtrent wien de jeugd niet altijd zoo verlicht denkt als Pietje bij VAN ALPHEN; TROULJA geeft een bruiloftsvers met wel niet nieuw, maar toch aardig aangebragt gebruik van zee- en scheepstermen; DOIJER bezingt de verwisseling des jaars, DE GREUVE Laura's liefde, beide bijzonder zuiver van versificatie. Maar wij zouden, zoo voortgaande, haast den inhoud gaan opschrijven, die trouwens weinig anders dan regt schoons en goeds zou opgeven. Deze drieëntwintigste jaargang sluit zich waardiglijk aan zijne voorgangers. Ook de nog niet genoemde plaatjes zijn zeer fraai: een stil water naar scHELFHOUT, waarbij een fragment van helaas! wijlen onzen STARING; FLORIS I, slapende bij Nederhemert, waar hij door den Grave van Kuyk verraderlijk vermoord werd, en mooi Aaltje in 't sleedje van haar neef, naar eene lieve teekening van DE VLETTER. Het eerste en laatste munten vooral uit.

Nederlandsche Volks-Almanak. Te Amsterdam, bij J. H. en G. van Heteren. ƒ :- 75.

De Heer POL te Amsterdam, die als Redacteur het voorberigt onder teekent, schrijft daarin, dat de vorige jaargangen van dezen Almanak slechts een zeer onvoldoend antwoord konden geven op de vraag, in hoeverre de inhoud den naam van Nederlandschen Volks-Almanak regtvaardigde, en voor welke lezers dezelve uit hoofde van dien naam bestemd was. Dit geschiedt met aanwijzing van eene nu daargestelde verbetering, eigenlijk daarop nederkomende, dat er niets ver

[ocr errors]
[ocr errors]

taalds in is opgenomen, hetgeen wij op zich zelf wel goedkeuren, maar waarover zulk een hiatus promissoris niet noodig was. In den Kalender worden gepastelijk dagteekeningen van vermaarde gebeurtenissen uit de vaderlandsche geschiedenis aangewezen, wel wat spaarzaam, maar zoo houdt men nog wat over voor het vervolg. Het proza telt vier stukken: Keizerin THEOPHANIA en Graaf DIEDERIK II door den Redacteur, niet kwaad, en over het geheel goed gecostumeerd; de Oom, door den Schrijver van de Neven, een gewoon Romannetje, over de gewone schijven loopende, en geene buitengewone verdiensten bezittende van lossen, geestigen stijl, waardoor zich anders een zoo afgesleten onderwerp had moeten aanbevelen ; het sterven van Burgemeester HooFт door Mej. TOUSSAINT, waarin de uitmuntende, gespierde stijl der bekende Schrijfster en hare levendige schildering ons ongelijk beter bevielen dan het tafereel zelf, waarin wij meer den heidenschen heldenmoed van eenen CATO b. v. dan den Christelijken opmerken, en waarin de figuur van den Predikant ons eene mislukte tirade toeschijnt, ofschoon niet half zoo erg als in den Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, waar een verhaal eenig en alleen geschreven schijnt, ten einde eenen Godsdienstleeraar in een allerbelagchelijkst daglicht te stellen; iets, waarvan wij de aardigheid niet begrijpen, te minder omdat men niet gewoon is, Advokaten, Doctoren, Notarissen en anderen aldus te persifleren. Het laatste prozastuk betreft Batavia's Kerkhof, een eiland, door schipbreukelingen eenigen tijd bewoond. Welk nut of genoegen de Heer KOPPIUS beoogde met het nederschrijven van zulke afgrijselijke misdaden, in 1628 door scheepsvolk gepleegd, betuigen wij niet te begrijpen. Niemand zal het tot zijne leering of uitspanning kunnen herlezen, en voor het historische nut is het geval te onbeduidend, en mist, bij verwarde dagteekeningen, de geschiedkundige kritiek. Van de verzen achten wij de Monnik uit het klooster Sion door DORBECK, arme oude luidjes door POTGIETER, en Lochem door VAN HETEREN de minste niet. De drie Volksliedjes van пEIJE mogen als straatliedjes behagen, volk heeft hier den zin van plebs, en daarvoor mag het gaan. Eene naar het schijnt nieuwe Redactie en een aangekondigd veranderd oogpunt van beschouwing verschoone de uitvoerigheid onzer aankondiging.

dit

Wij ontvingen eenige provincialen. Den jongsten nemen wij eerst.

Noord-Brabandsche Volks-Almanak. Eerste Jaargang. Te 's Hertogenbosch, bij P. R. D. Müller. f -90.

Ontbrak het der in staatsrang eerste provincie van ons vaderland tot hiertoe aan haar Volks-Jaarboekje, wij hebben de eer, den eersteling ook daarvan te presenteren. De inhoud is voor het doel over 't geheel zeer gepast. Het algemeen overzigt der provincie, uit het naauwkeurige werk van den Heer VAN DER AA getrokken, staat hier regt op zijne plaats. Iets over de Peel maakt bekend met een weinig bekend oord; Dr. WAP spreekt over J. INGENIOUSZ. Kan die man met zijnen stijl niet beter teregt? Hoe komt men dan toch aan eenigen naam in onze Letterkunde? Één proefje slechts, de keuze van epitheta. Hij noemt zijn stukje een beknopt opstel. Beknopt doet aan veel zaken in weinig woorden denken; kort is hier de zin, waarin het genomen wordt. Na verloop van eenige jaren ontwaakte de zucht om zijn vaderland weder te zien, in 't gemoed van den schranderen Noord-Brabander. INGENHOUSz was zeker een schrander geleerde, maar wat komt zulks hier te pas? Een misslag nopens dezen geleerden Natuurkundige was ingeslopen in de Geschiedenis der Nederlandsche Letteren en Wetenschappen van den zoo veel geschreven hebbenden VAN KAMPEN." Wat moet er dit bij doen? Of is het eene soort van schimp? VAN KAMPEN schreef veel, zeer veel; maar wij schatten het minste zijner werken hooger, dan het beste van den Heer WAP. Belangrijker is iets over het Graafschap Bokhoven, door Jonkhr. Mr. MARTINI VAN GEFFEN. Een dichtstukje van DS. PAPE werd vroeger elders geplaatst. Het Land der Liefde van TEN KATE heet een ex tempore; vijf vloeijende coupletten, ieder van vier regels in trippelmaat credat Judaeus Apella!

Deze Almanak is zeer wijd gedrukt, en bevat alzoo minder, dan men voor 90 cents kon verwachten. In den Kalender is geen dag zonder Heilig.

Komende tot den

Groninger Volks-Almanak. Te Groningen, bij J. Oomkens. f:-75,

herhalen wij den lof, vroeger meermalen aan de naauwkeurigheid van het zoogenoemde Kalenderwerk gegeven. Daarvan gesproken, valt ons in, dat wij in onderscheidene Almanakken op den 18 Junij vonden: Dank en Biddag. Dat is niet zoo, al geeft men in sommige steden nog lijsten van teksten, gepredikt op den Dank- en Bededag, 18 Junij, dit en dat jaar. Het is niets minder of meer, wanneer het op een' Zondag valt (zoo als in dit jaar), dan de, altijd op den derden Zondag van Junij te houden, godsdienstige gedachtenisviering van de overwinning bij Waterloo, zoo als de Groninger het ook heeft. Doch dit in het voorbijgaan. Het mengelwerk blijft zich in provinciale belangrijkheid eveneens gelijk, schoon min of meer op dezen en den Utrechtenaar de bedenking te maken ware, dat de hoofdstad van het gewest verreweg het meeste is bedacht. Ook kunnen wij het vroeger opgemerkte weder niet verzwijgen, dat de behagelijkheid van den vorm der oudheidkundige mededeelingen niet overal genoegzaam beantwoordt aan de belangrijkheid der zaken. Het denkbeeld van Volks-Almanak staat niet genoeg op den voorgrond. Tot het buitenaf belangrijkste rekenen wij: RUDOLPH AGRICOLA, wiens afbeelding het boekje versiert, en het Burgerweeshuis, beide door Mr. TRESLING; bijzonderheden uit vorige eeuwen (een vervolg) door Dr. zu1DEMA, en de Gilden (ook een vervolg van BEEK HUIS. De plaatjes zijn beter uitgevoerd, dan vroeger wel eens het geval was.

Nog één' provinciaal ontvingen wij:

Utrechtsche Volks - Almanak. Te Utrecht, bij L. E. Bosch. f1-:,

die, even als vroeger, de berigtgever is, welke gemeenten zijne provincie telt, met hoeveel zielen en welke burgervaderen, benevens aanwijzer der bestuurders van burgerlijke, regterlijke en wetenschappelijke Collegiën in de hoofdstad, van Gedeputeerde Staten en Ridderschap af, tot wijkmeesters en deurwaarders toe. Van het mengelwerk staan proza en poëzij afzonderlijk geschaard, het laatste te onbeduidend om er bij te verwijlen. Van het eerste is het meeste hier zeer goed geplaatst. De bijdrage van den Eerw. VAN SPALL kon even goed in elken anderen Almanak staan; VAN SOMEREN'S iets over het Graafschap Holland, in verband tot het

« PreviousContinue »