Page images
PDF
EPUB

deld. (Vooral worden de Noodmunten uitvoerig beschreven.) De verkoopingen, in de laatste jaren gehouden, gaven aanleiding tot meerdere aanhalingen van dezelve. Bij de Legpenningen zijn meestal de vele voorname voorkomende varianten, met aanhaling van des Schrijvers Handleiding voor Verzamelaars van Nederlandsche Legpenningen, opgegeven; terwijl er natuurlijk eenige andere werken en verkoopingen, als in de Naamlijst op VAN MIERIS genoemd, moesten worden aangehaald.

Of de afbeelding in VAN LOON's Iste D., bl. 62, die van een' Gedenkpenning is, blijft moeijelijk te bepalen, daar deze tot nog toe den Schrijver in geene verzameling is voorgekomen. Op het gezag van VAN LOON zelven, zouden wij het voor eenen Legpenning houden; en of in VAN LOON, Iste D., bl. 288, No. 1 en 2 Legpenningen zijn, betwijfelt Rec. evenzeer de opgave is dus waarschijnlijk eene drukfeil, die nader zoude kunnen worden aangewezen.

Ten einde niet al te uitvoerig te worden, zullen wij bij de Naamlijst van den Heer VAN ORDEN niet langer stilstaan; trouwens onze aanprijzing is bijna overbodig, daar ieder penningenverzamelaar, die dit Tijdschrift niet ontberen kan, dadelijk van hare groote nuttigheid zich zal kunnen overtuigen. Wij wenschen den Heer VAN ORDEN gezondheid en lust toe, om de volgende deelen van VAN LOON, en ware het mogelijk de vervolgen, op dezelfde wijze te bewerken. Hij ontvange hiertoe ook ruime hulp van andere liefhebbers!

De verdere inhoud van deze twee Stukken willen wij nog opgeven: Van bl. 259-271 vinden wij het vervolg van bl. 858 des Isten Deels, Geschied- en Penningkundige Aanmerkingen, naar aanleiding van eenige hier te lande gevondene Munten, door s. H. VAN NOORDAA, te Dordrecht; en wel over vier Bisschoppelijke munten, in het jaar 1817 te Dordrecht gevonden, waarbij eene afbeelding dier muntjes gevoegd is. Van bl. 500-505, 2de Stuk, treft men eene niet minder belangrijke Beschrijving van een' Gedenkpenning van Prinses MARIA LOUISA, Wed. van JOHAN WILLEM FRISO, Stadhouder van Friesland, door W. EEKHOFF, aan, met vermelding tevens van een' prachtigen gouden gedenkpenning, op dezelfde gelegenheid als de bovenstaande geslagen.

Voor muntliefhebbers zijn de Aanteekeningen en berekeningen betrekkelijk tot de veranderingen, welke het Munt

stelsel der Vereenigde Staten van Noord-Amerika heeft on dergaan sedert het jaar 1834, medegedeeld door den Heer POELMAN, zeer lezenswaardig.

Nog een stukje, bevattende de Beschrijving van twee Gedenkpenningen ter eere van JACQUES DE BEAUXLIEUX, Operateur of Steensnijder, alsmede iets over zijn leven, door VAN ORDEN, versierd met de afbeeldingen, is hier ingevoegd; waarop dan de volgende Wetenschappelijke Berigten voorkomen: deze mededeelingen hebben betrekking op de Munt- en Penningkunde van Oost-Indie; der Grieken, Romeinen en Galliers; op de Middeleeuwen; ook op de hedendaagsche Gedenkpenningen en Munten, en wel omtrent die van Nederland, Grootbrittanje en Ierland, Denemarken, Zweden, Rusland, Polen, Duitschland en andere landen. Al deze mededeelingen getuigen van de zorg en moeite ter verzameling derzelve; zij leveren het bewijs van eene uitgebreide lectuur niet alleen, maar ook van eene zeer uitgestrekte correspondentie. Niet ongepast is dus het verzoek des Verzamelaars, aan het slot van het 2de Stuk gedaan, hetwelk wij, om mede te werken ter bevordering der algemeene Munt- en Penningkunde, hieronder in deszelfs geheel overnemen. (*)

Meer en meer worde de Penningkunde in Nederland beoefend; algemeen moge zij geacht worden als eene studie, dienstbaar aan vele wetenschappen, en inzonderheid mogen de Nederlandsche Gedenk- en Legpenningen beschouwd worden als gedenkstukken, ons van vroegere tijden overgebleven, en waarop onze voorvaderen het lief en leed, dat zij ondergingen, met de krachtigste bewoordingen en zinnebeelden uitdrukken, om daarna als de sprekendste getuigen der geschiedenis voor het nageslacht op te treden.

(*) In het belang der studie van de Algemeene Munten Penningkunde, worden de Lezers van dit Tijdschrift uitgenoodigd, om hun voorkomende minder algemeen bekende berigten, van den aard der bovenstaande, welwillend aan den Redacteur mede te deelen, liefst franco, waartoe, onder. anderen, bij alle Boekhandelaars, onder couvert van de H. H. S. EN J. LUCHTMANS, Uitgevers van dit Tijdschrift, gelegenheid is. De Redactie meent zulks des te eerder te mogen verzoeken, daar de uitgave geene geldelijke voordeelen oplevert."

Het moge hier eene niet ongeschikte plaats zijn, om alle toevallige bezitters van eenige penningen, waaraan men, zoo als dat veelmalen het geval is, geene waarde hecht, uit te noodigen, om de pogingen van sommige Provinciale Genootschappen eenigzins te beloonen, door deze gedenkstukken, hetzij gratis, hetzij tegen eenige belooning, te willen afstaan.

Proeve eener Handleiding bij het onderwijs in de Taktiek, ten dienste van subalterne Officieren der Kavallerie en Infanterie. Uit het Hoogduitsch van P. Z. door A. S. J. V. In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. 1842. In kl. 8vo. XX, 317 bl. ƒ 2-20.

Deze Proeve eener Handleiding bij het onderwijs in de tak

tiek, ten dienste van subalterne officieren der Infanterie en Kavallerie, komt ons zeer doelmatig voor. Ze bevat, in vijf Hoofdstukken, welke ieder weder in vier of vijf onderdeelen gesplitst zijn, alles, wat een subaltern officier dient te weten, wil hij aanspraak maken op den naam van een goed officier te zijn; terwijl er voor Hoofdofficieren menige nuttige herinnering in gevonden wordt. Zonder bepaalde stelsels aan te kleven, gebruikt de Schrijver zoowel oudere als nieuwere, voor zoo ver hem zulks gepast voorkomt, en verrijkt het werk met een aantal geschiedkundige daadzaken van aanval en verdediging van onderscheidene posten door Generaals en andere officieren. Wij twijfelen niet, of de kundige Vertaler heeft, met dit werk in onze taal over te brengen, zijnen kameraden eene wezentlijke dienst gedaan; terwijl de Uitgevers, door eene kleine letter en compressen druk, gezorgd hebben, dat het, niet te hoog in prijs, ook te meer in ieders handen zoude kunnen komen. Het verdient bij de belanghebbenden alle aanbeveling.

De Globe. Keur van Reisverhalen en Merkwaardigheden van vreemde Landen en Volken. Onderkoudende en belangrijke lectuur voor den beschaafden stand. 1842. IV Deelen. Te 's Gravenhage, bij de Erven Thierry en Mensing. 1842. Ieder Deel van 232 bladz. à ƒ 1-80.

Dit keurig uitgevoerde Tijdschrift gaat op dezelfde wijze

BOEKBESCH. 1843. No. 10.

G g

voort met het mededeelen van kleine reisverhalen en beschrijvingen van landen, volken en steden. Onder het fraaist geschrevene van dezen jaargang tellen wij de Schetsen uit Petersburg, naar het Hoogduitsch van T. WELP; mededeelingen uit eene reis door Dalmatie, en eene reis in China door een lid der Russische zending in dat Rijk. Bij het belang, dat de gebeurtenissen van onze dagen in China hebben doen stellen, zullen deze mededeelingen aangaande het Hemelsche Rijk een dubbel belang inboezemen. Zoo is het ook met een stukje over Port - Natal, door een' inwoner der Kaapstad. Onder meer trok een juist overzigt van de uitkomsten der laatste ontdekkingen in Australie onze bijzondere aandacht. Meer kunnen wij van dezen vervolg-jaargang van dit Tijdschrift niet zeggen. De Boekhandelaar A. VAN DER MAST, te Gorinchem, heeft de uitgave van hetzelve voor het vervolg overgenomen.

Het Huis van Wesenbeke; door J. A. DE LAÉT. Te Antwerpen, bij J. E. Rijsheuvels. 1842. In kl. 8vo. 320 bl. f 2-25.

Als Roman beschouwd, is dit geschrift niet zonder verdienste, houdt de aandacht levendig, wekt belangstelling in het lot der personen, die ten tooneele worden gevoerd, en bevredigt genoegzaam in gang en ontknooping. De Vlaamsche spelling en het gebruik van vele woorden zal nog al den een en ander, die gewoon is aan onze kiesche Hollandsche taal, hinderen. Maar in een ander opzigt is dit werkje een hoogst opmerkelijk verschijnsel. Uit België, uit het aan domheid en priesterheerschappij verkochte Antwerpen ontvangen wij eenen Roman, die het kennelijke doel heeft, de afschuwelijkheid van de vervolging der Protestanten onder PHILIPS II en de wreedheden der Roomsche priesterpartij te doen uitkomen. Het schrijven van dit werkje is dáár een stoute stap, en indien ooit een Roman aan de zaak van godsdienstige verlichting kan dienstbaar zijn, dan zal deze voor velen in zijn vaderland tot nut kunnen zijn. Wij hebben dan ook reeds vernomen, dat de Ultramontaansche partij er zeer tegen ijvert. Zal dit baten? Zij is magtig, maar de kracht der waarheid en van het doorbrekend licht is nog sterker. Wij zijn afkeerig van alles, wat onverdraagzaamheid voedt,

maar juist daarom bevelen wij dit geschrift, waarin verdraagzaamheid zoo duidelijk wordt aangeprezen, gaarne aan. Breeder beoordeeling van dezen, eigenlijk buitenlandschen Roman achten wij in ons, eerst en meest aan de Nederlandsche letterkunde verbonden Tijdschrift minder noodig.

De Jacobijnen der veertiende Eeuw, of de Jonkvrouw en de Pagie. Een historische Roman uit de Geschiedenis van Frankrijk. Door G. P. R. JAMES. Uit het Engelsch. II Deelen. Te Amsterdam, bij M. H. Binger. 1842. In gr. 8vo. 682 bl. ƒ 7-20.

Rec. kan zich niet vereenigen met den titel, dien de Hollandsche Vertaler aan dezen roman heeft gegeven. Het in de geschiedenis bekende en aangenomene woord Jacquerie doet den eenigzins ervaren lezer terstond denken aan datgene, wat het onderwerp voor dit verhaal heeft geleverd, de opstand der lijfeigene boeren tegen hunne adellijke heeren. De naam van Jacobijnen heeft zulk eene bepaalde beteekenis in de Fransche revolutie gekregen, dat het ons voorkomt minder gepast te zijn, hem op de oproerige boeren toe te passen, al meent men ook overeenkomst van inzigten en bedoelingen te zien. Het is een te groot anachronisme, en de zaken staan ook niet genoeg gelijk.

ven.

Wij hopen, dat ons romanlezend publiek zich door den naam van de lectuur van dezen roman niet zal laten afschrikken. Wij durven hetzelve een aangenaam onderhoud beloJAMES behoort onder de vruchtbaarste romanschrijvers van onze dagen; maar wij bespeuren bij hem nog geene sporen van uitputting. In dezen roman althans is rijkdom en levendigheid van zaken en voorstelling niet te miskennen. De Jacquerie of opstand der lijfeigene boeren tegen hunne heeren is eene gebeurtenis, op zich zelve merkwaardig genoeg, om de aandacht tot zich te trekken. JAMES heeft haar met een goed gevonden romantisch verhaal verbonden en beide als tot een geheel verwerkt. Hij heeft de taak, die hij zich had voorgesteld, niet ongelukkig ten einde gebragt. Hij getuigt zelf, dat hij zich van alle langwijlige uitweidingen ten aanzien van gewoonten, plegtigheden en kleederdragt heeft trachten te onthouden, en meer eene getrouwe schets van de personen, dan van de gebruiken van

« PreviousContinue »