Page images
PDF
EPUB

Utrechtsche Bisdom, is dood oppervlakkig; het overige betreft meest of Paus ADRIAAN, of TRIJN VAN LEEM PUT, of de voormalige en hedendaagsche gesteldheid der stad Utrecht ; niet zonder eenige stokpaardigheid van den uitgever, die zich door bijdragen en zorg voor de nette uitvoering van dezen, in waarde over 't geheel toch toenemenden Almanak verdienstelijk maakt.

Bij deze gelegenheid kondigen wij, omdat het ons verzocht is, aan, het ons eerst onlangs ter hand gekomen:

Jaarboekje van de Provincie Noord-Holland, voor 1842; inhoudende: de namen der Leden van het algemeen en provinciaal Bestuur, van de onderscheidene Collegien en Administratiën, van de Gemeente-, Dijk- en andere besturen, Maatschappijen, Genootschappen, enz. enz. in Noord-Holland gevestigd. Te Amsterdam, bij G. J. A. Beijerinck. f 1-50,

en

waarvan de titel den inhoud genoegzaam doet kennen, dat bovendien, als tot het verledene jaar behoorende, slechts eenvoudige aanmelding vordert.

Eer wij van Noord-Holland echter afstappen, vermelden wij nog:

Zaanlandsch Jaarboekje. Te Zaandijk, bij J. Heynis, Tzn. f:-75,

hetwelk op eene doelmatige wijze wordt volgehouden. De proeve van eene Geschiedenis der Zaanlanden wordt door HONIG Voortgezet, maar nog niet geëindigd. De meesten der overige prozastukken zijn enkel van plaatselijk belang, overeenkomstig de strekking van het jaarboekje. Lief en leed uit het leven van een' Koopman door den reeds genoemden Schrijver laat zich niet onaangenaam lezen, maar is overigens in gang en afloop geheel op de leest van dergelijke kleine vertellingen geschoeid. Over het toetssteentje der lijst van Zaanlandsche woorden en spreekwijzen, als zoodanig in het werk van den Eerw. VAN GEUNS opgegeven, kunnen wij niet oordeelen, als daar ter plaatse niet zoo naauwkeurig met het taaleigen bekend. De dichtstukjes zijn meestal Zaanlandsch van oorsprong, en dat zal wel de reden der plaatsing zijn, want de poëtische verdiensten der meesten zijn niet

groot. De uitvoering blijft zich gelijk, en is Noord-Hollandsch, dat is, net.

Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. Te Schoonhoven, bij S. E. van Nooten. ƒ :- 60.

Proza en poëzij staan niet meer, als vroeger, afzonderlijk,

en gelijk de bonte plaatsing, zoo is de inhoud van het meeste overeenkomstig den titel. Een paar lieve, vloeijende gedichtjes van den jongen TOLLENS, een ander van DUSSEAU, en eene vertaling van -H, met het daarop volgende, staan hier minder gepast. De Schout van Goschénen en de Bouwmeester, door J. v. D. Tuz., en de Vergelijking door BIERMAN, bevielen van het dichtmatige, met kleine stukjes van J. DE Q... ons het beste. Op een Familietafereel maakten wij boven (Ned. Volks-Alm.) reeds eene aanmerking. De vertelling van KRABBENDAM beweegt zich op het gebied der lagere, schoon niet lage, boert.

Van dezelfde pers komen:

Almanak voor Dienstboden, f:-40,

en

Miniatuur-Almanak voor Kinderen, uitgegeven door T. VAN SPALL en P. J. V. DUSSEAU. ƒ : - 50.

Het laatste is een aardig, zeer klein boeksken voor Kinderen; wij twijfelen niet, of deze nieuwe proeve van Almanak-uitgeven zal door meerdere jaargangen gevolgd worden. De plaatjes zijn zeer lief; de Kalender even als voor groote menschen. Hij kon hier wel gemist worden.

In dien voor Dienstboden staan een paar vertoogjes; het overige is in den meer levendigen, en daardoor voor Dienstboden, die minder tijd en beschaving hebben tot diep en langdurig nadenken, geschikteren vorm van verhaaltjes. De geest is Godsdienstig en Christelijk, meer dan vroeger wel eens uitkwam. Het plaatje schonk reeds de BlijgeestigenAlmanak voor 1840. Het is net gemikt, dat het onderschrift: daar knalde een schot, bladz. 57, op beide, overigens gansch uit elkander loopende vertellingen past. Hier zal 't er om gedaan zijn.

BOEKBESCHOUWING.

Algemeene Geschiedenis des Israëlitischen Volks van den vroegsten tot op onzen tijd; door Dr. J. M. JOST: uit het Hoogduitsch vertaald, door M. MIJERS, onder toezigt en medewerking van JZ. J. LION. Iste Deel. Te Leeuwarden, bij J. J. van Gelder. 1842. In gr. 8vo. XVII en 378 bl. Bij inteekening f 3-25. Buiten inteekening f 3-90.

Onder de wetenschappelijke werken, op historisch grondgebied in den laatsten tijd verschenen, bekleedt zeker het in Duitschland met roem bekende werk van Dr. JOST, over de geschiedenis der Israëliten, eene eerste en voorname plaats. Het vrije standpunt, waarop zich de Schrijver heeft geplaatst, het gebruik, door hem gemaakt van menig resultaat der nieuwere Critiek, de diepe blik, dien hij slaat in de bijzondere berigten, uit de gewijde oorkonden of andere bronnen ontleend, alles duidt aan, dat wij hier een wezenlijk nieuw en zelfstandig onderzoek op dit nog zoo weinig bearbeide terrein van theologische en historische wetenschap voor ons hebben. Bevoegde beoordeelaars meenen, dat door het werk van Dr. JOST (vooral ook door zijne uitvoerige Gesch. der Israëliten seit der Zeit der Maccabeen, in 9 deelen te Berlijn in 1831 verschenen) een wezenlijke voortgang op dit veld van onderzoek heeft plaats gegrepen. Geen wonder, dat het in Duitschland eene algemeene bewondering heeft opgewekt, en dat ook in Engeland eene vertaling van hetzelve het licht ziet. Ons publiek is daarom den Heere MIJERS en vooral den Heere LION dank verschuldigd voor de moeite, aan de bearbeiding dezer vertaling besteed.

Om het werk van JOST in het regte licht te plaatsen, is het noodig, ons nader met zijn standpunt bekend te maken. Hij laat het eigenlijke theologische in de geschicBOEKBESCH. 1843. No. 2.

D

denis van Israël geheel onaangeroerd. Hij beschouwt haar niet als geschiedenis van Gods oude openbaring, en laat zich met de wonderverhalen, gedurig in dezelve voorkomende, alleen dan gedeeltelijk in, wanneer zij in onafscheidelijk verband staan met gewigtige ontwikkelingen in het volksleven van Israël. Dit alles is, naar zijne meening, vreemd aan het standpunt der geschiedenis. Dit laatste bepaalt zich alleen tot het daarstellen van het gebeurde en deszelfs, door het vorschend oog beschouwde, oorzaken en gevolgen. Ook, waar het de hoogere critiek geldt van de bronnen der geschiedenis, de bocken des O. V., neemt de Schrijver als historicus veel aan, hetgeen den Theoloog zwarigheid zou baren. De echtheid van den geheelen Pentateuch staat bij hem op zeer losse schroeven. De boeken, naar JOSUA, de Rigteren, SAMUëL en de Koningen genoemd, houdt hij voor zeer laat, en meerendeels pas na de Babylonische gevangenschap geschreven. En den invloed van Mythen of Sagen op den inhoud of in den vorm hunner voorstelling acht hij geenszins eene ongerijmdheid. Het oordeel over het werk van JOST moet dus van de vragen afhangen in hoever zulk eene zuiver historische, van het positief Openbaringsgeloof onafhankelijke voorstelling van de geschiedenis der Israëliten mogelijk zij, dan of deze laatste juist door deze afscheiding haar eigenaardig karakter verliest? Die de eerste vraag bevestigend, en de tweede ontkennend meent te mogen beantwoorden, heeft alle reden, om met het werk van Dr. JOST hoogelijk te zijn ingenomen. Die op het tegenovergestelde standpunt staat, zal hier veel vinden, dat hem bevreemding, ja, waarom het woord niet genoemd? ergernis kan baren. Want de streng geloovige opvatting van al het buitengewone, dat in de Israëlitische geschiedenis voorkomt, wordt hier bijna nergens toegelaten, maar, of met stilzwijgen voorbijgegaan, of ontzenuwd en bestreden. Rec. acht zich ongeroepen, deze vragen hier opzettelijk te beantwoorden. Het standpunt van JOST meent hij pas regt te kunnen beoordeelen, als het werk in deszelfs geheel is verschenen, en niet nu nog slechts het eerste deel voor ons

ligt. En naar de verschillende wijze, waarop men meent de bovengenoemde vragen te moeten beantwoorden, zal ook het oordeel uitvallen over bijzondere gedeelten van dit boek. Van een theologisch standpunt beschouwd, kan menige gissing verwerpelijk en gewaagd voorkomen, die, op een rein historisch terrein overgebragt, vernuftig, ja aannemelijk kan schijnen.

Maar, hetzij men des Schrijvers gronddenkbeelden moge deelen of niet, altijd blijft zijn werk hoogst belangrijk. Over menige bijzonderheid uit de geschiedenis der Israëliten doet hij een nieuw en treffend licht opgaan. Tot de vereffening van vele Chronologische bezwaren levert hij hoogstopmerkenswaardige bijdragen. Bij menige gaping in de geschiedverhalen komt hij ons met gissingen te hulp, die, zoo al geene onbepaalde goedkeuring, echter altijd nadere toetsing verdienen. In één woord, het werk van Dr. JOST komt ons voor, door geen beoefenaar der ge schiedenis te kunnen gemist worden en in iedere Theologische Bibliotheek eene plaats te verdienen. Wel zal hij op het laatstgenoemde grondgebied menige welgegronde tegenspraak moeten verduren; maar, zoo uit deze tegenspraak slechts winst wordt getrokken voor het rijk van waarheid en deugd, zal de Schrijver haar zeker gaarne

vernemen.

In vier deelen zal dit werk het licht zien, waarvan, zoo mogelijk, iedere drie maanden een deel zal verschijnen. De inteekening voor de volgende deelen zal tot de uitgave van het tweede deel geopend blijven. Moge dezelve allerwegen ruime deelneming vinden, en alzoo de bearbeiders dezer vertaling door een ruim debiet aangemoedigd worden! Zij verdienen die aanmoediging, om de loffelijke wijze, waarop zij zich van de bewerking des eersten deels hebben gekweten. De aanteekeningen van den Heer LION mogen door niemand worden overgeslagen: zij verhoogen de waarde van het werk. Alleen hadden wij gewenscht, dat derzelver volledigheid nog bevorderd ware door wat ruimer gebruik der werken van VOLTAIRE. Het tegenwoordige 1ste deel behandelt de Israëlitische geschiedenis

« PreviousContinue »