Page images
PDF
EPUB

storm in Nederland uit, van welken wij in het IXde Hoofdstuk de geschiedkundige bijzonderheden aantreffen.

Het Xde Hoofdstuk handelt over de verdere gevolgen van den beeldenstorm, als de handelingen over denzelven in Spanje. Beraadslagingen omtrent's Konings komst naar Nederland. Bijeenkomst van eenige Edelen te Dendermonde en derzelver besluiten. De Graaf VAN HOORN legt andermaal zijne betrekking neder. Nieuw smeekschrift der Hervormden. Verdere beraadslagingen omtrent 's Konings overkomst; doch dit laatste was alles begoocheling: nimmer zou PHILIPS eene reis naar de Nederlanden hebben ondernomen; het doel van het bedrog was geen ander dan tijd te winnen, hetwelk hem ten volle gelukte.

In het XIde Hoofdstuk zien wij het verval van het verbond der Geuzen, en treffen wij de gebeurtenissen aan, die tot en met de inneming van Valenciennes door den Heer VAN NOIRCARMES Voorvielen; terwijl wij in het XIIde den Prins van Oranje het land zien verlaten; waarop de algemeene verslagenheid en onderwerping volgt; de Hervormden vlugtten; doch welke rust er eenigermate mogt heerschen: de rust, het heil der Nederlanders, was 's Konings doel niet, maar wel hunne slaafsche onderwerping.

Met de zending van ALVA begint de Schrijver een tweede Boek en wijdt het Iste Hoofdstuk geheel aan staatkundige beschouwingen, eensdeels over 's Konings inzigten met de Nederlanden, anderdeels over de zending van den Hertog VAN ALVA naar dezelve. In alles zien wij den Schrijver hier met eenen diepen blik in de verborgene bedoelingen van Spanjes staatkunde indringen en veel ophelderen; en de plannen van PHILIPS met het land blijven den Lezers niet onbekend. De Hertog van ALVA kwam, en met zijne komst ging de laatste hoop op PHILIPS regtvaardigheid verloren. Hij was door zijne wreedheid de geesel der Nederlanden; maar ook de oorzaak dat de bloeijende Nederlanden voor Spanje's heerschappij verloren gingen. Eene zeer juiste karakterschets van ALVA besluit dit Hoofdstuk. Sommige zijn, bij te groote uitvoerigheid, hier en daar wel wat minder naauwkeurig geteekend.

Wij willen, ten einde onze aankondiging niet noodeloos te rekken, niet verder met eene breedere inhoudsopgave voortgaan. Weinige Nederlanders zullen er gevonden worden, die met den gang der volgende gebeurtenissen niet

eenigermate bekend zijn. Wie is er toch onbekend met het ongelukkig einde der Graven van EGMOND en HOORNE? Wie gruwt niet van den door ALVA ingestelden Raad van beroerten? Wie roemt niet de opofferingen des Prinsen van Oranje; zijne krijgstogten tegen ALVA, zijnen beroemden overtogt over de Maas, dat proefstuk van beleid en stoutheid, ongelooflijk zelfs voor ALVA! Wie weet niet de merkwaardige gevolgen van de inneming van den Briel en andere bijzonderheden, die na den gedenkwaardigen 1 April 1572 voorvielen? Neen! wij zouden onze lezers oneer aandoen, wanneer wij hun wilden opgeven, wat in een werk over den tachtigjarigen strijd tegen Spanje vermeld wordt; en over het werk zelf behoeven wij, indachtig aan het gezegde: goe waer prijst sig selfs en doet sig wel vercopen, niets meer op te geven.

Wij eindigen dus hiermede onze aankondiging en verschuiven verder berigt van dit werk tot het compleet zijn zal. Vertaler en Uitgever worden door een ruim debiet aangespoord om de taak waardiglijk te voleindigen. Ook de lezing dezes werks moge de liefde voor den grond der Vaderen in veler harten opwekken of levendig houden, ten einde het Nederlandsche volkskarakter niet verloren ga, maar in Christelijken zin veredeld en vernieuwd worde; en die godsdienstige vrijheid, wars van ingenomenheid met menschenwerk, worde gehandhaafd, die in 't algemeen niet toelaat dat men op iemands geloof of conscientie zou inquireren, of dat iemand ter zake van dien eenige moeijenis, injurie, of letsel aangedaan werde."

De Evangelische Broedergemeente der Hernhutters in oorsprong, aard en werking beschouwd. Door . WITKOP, Predikant te Metzlawier. Te Groningen, bij J. B. Wolters. In gr. 8vo. 189 bl. f 1-80.

Het Kerkgenootschap der Hernhutters is in vele opzigten de aandacht der beoefenaars van de Christelijke Kerkgeschiedenis waardig. Eerst omstreeks het laatst der voorgaande eeuw begon men, zelfs in ons vaderland, na vele vroegere miskenningen en vooroordeelen, een meer gematigd en eenigermate onpartijdig oordeel over de Evangelische Broedergemeente te vellen. Het verwondert ons, dat de Schrijver van het thans aangekondigd werkje geene opgave doet van hetgeen vroeger over het door hem behandelde onderwerp in

ons vaderland in het licht gekomen is, en zich eenvoudig vergenoegt met de bewering, dat men over het geheel bij ons letterlijk niets vindt, waaruit eene eenigzins voldoende kennis der Broedergemeente kan worden geput. Wij herinneren ons, als werken hiertoe betrekking hebbende: Kort en beknopt bericht van den tegenwoordigen staat der Euangelische Broederkerk, Zeist bij D. WEBER, 1777. Idea Fidei, of kort begrip der Christelijke Leer in de Euangelische Broedergemeente, Utrecht 1782, en Ratio Disciplinae, of Grondschets van de Inrichtingen der Euangelische Broedergemeente, met eene Voorrede van H. J. KROM, Hoogleeraar en Predikant te Middelburg, Dordrecht bij A. BLUSSÉ EN ZOON; het Leven van NICOLAAS LODEWIJK, Graaf en Heer van Zinzendorff, door E. BARON VAN RANTZAU, Dordrecht bij A. BLUSSÉ EN ZOON; SPANGENBERG, Arbeid der Euangelische Broederen onder de Heidenen, Dordrecht bij A. BLUSSÉ EN ZOON. In het jaar 1781 gaf een zeker Roomsch Geestelijke, AEG. SEXSTETTER, te Praag, een geschrift uit, waarin alle vroegere beschuldigingen tegen de Hernhutters weder herhaald werden. Dit gaf aanleiding aan A. G. SPANGENBERG, om uit te geven: Anmerkungen zu Herrn Prior SEXSTETTERS Schrift gegen die Euangelische Brüder und insonderheit die Brüder von Hernhut, van welk geschrift een uittreksel in onze taal werd uitgegeven onder den titel: Eenige berichten nopens de Euangelische Broederkerk of de zoogenaamde Hernhutters, getrokken uit een klein geschrift van A. G. SPANGENBERG, Dordrecht bij A. BLUSSÉ EN ZOON, 1796. Sedert is er, zoo veel wij weten, over dit Kerkgenootschap niet veel in het licht verschenen.

Door den Schrijver van het thans door ons aangekondigde werk is ten grond gelegd voor eene meer volledige beschouwing der genoemde gemeente: een Hoogduitsch werk van Prof. c. F. SCHULZE; terwijl tevens van de Christliche Kirchengeschichte von J. M. SCHRÖCK еn J. G. MÜLLER, Bekenntnisse merkwürdiger Männer von sich selbst, art. zINZENDORFF, gebruik is gemaakt. Ofschoon de Schrijver zoo zeer geene nieuwe, vroeger niet bekende bijzonderheden aangaande de Evangelische Broedergemeente levert, is evenwel de inhoud van dit werk de slotsom van zijne ijverige beoefening van dit gedeelte der Kerkgeschiedenis. De lezer ontvangt hier in eene geleidelijke orde hetgeen hij anders niet dan verspreid in verschillende geschriften met moeite

moet verzamelen. Om deze reden bevelen wij dit geschrift aan allen, die de Evangelische Broedergemeente eenigermate naauwkeurig willen leeren kennen, en houden het er voor, dat de Eerw. Schrijver aanspraak heeft op eene gunstige ontvangst van zijnen letterarbeid.

Merkwaardigheden uit het Leven van ALEXANDER, Keizer van Rusland; door II. L. EM PAYTAZ, Bedienaar van het Heilig Evangelie. Uit het Fransch naar de tweede uitgave. Te Heerenveen, bij F. Hessel. 1842. In kl. 8vo. 56 bl. f :- 60.

Keizer ALEXANDER van Rusland is zonder twijfel een opmerkelijk verschijnsel in de geschiedenis der Vorsten. De billijkheid vordert te erkennen, dat hij met eene bewonderenswaardige wijsheid en gematigdheid gebruik heeft gemaakt van eene onbeperkte heerschappij, die de meeste Vorsten zouden misbruikt hebben.

Gedurende het eerste tijdperk van ALEXANDER's leven beroemden de ongeloovigen er zich opentlijk op, dat hij tot hen behoorde. Het doel van den Schrijver van dit werkje is de aanleiding en de middelen te leeren kennen, door welke deze Vorst tot een meer ernstig onderzoek van de Godsdienst kwam; ten gevolge waarvan hij in de laatste jaren van zijne regering, zoowel in zijn bijzonder leven, als in zijne staatkundige handelingen, toonde van het geloof en eene hartelijke belangstelling in het Evangelic doordrongen te zijn geweest. Wat nu de wijze betreft, op welke de Schrijver zijn onderwerp behandeld heeft, houden wij het er voor, dat de Heer EMPAYTAZ, als aanhanger en voorheen reisgenoot der bekende Mevrouw voN KRUDENER op hare bekeeringstogten, veel te hoog opgeeft over den invloed, dien deze vrouw op den Keizer heeft uitgeoefend. Het is toch bekend, dat de beroemde FREDERIK CESAR LA HARPE, des Keizers opvoeder, ofschoon vroeger tot den aanhang der Fransche zoogenaamde Wijsgeeren behoord hebbende, juist in dat tijdperk, waarin hij in betrekking stond tot den jeugdigen ALEXANDER, uit overtuiging een Christen was. onregte beweert dus de Schrijver, dat deze Vorst de grondstellingen der ongeloovigen als met de moedermelk had ingezogen. Ook zal niemand, die den christelijk-godvruchtigen

Ten

Hofraad JUNG STILLING in persoon of uit zijne uitgegevene schriften gekend heeft, gelooven, dat die eerbied waardige grijsaard den Keizer, toen deze tot hem om raad kwam tot bevrediging van zijn geweten, zulk eene koude, drooge, troostelooze moraal voorgehouden heeft, als de Schrijver hem in den mond legt. Nog meer gebrek aan oordeel legt de Vertaler in zijne voorrede en hier en daar onder den tekst geplaatste aanmerkingen aan den dag. Onder anderen geeft hij op tot een bewijs, dat ALEXANDER de leer der aanbiddelijke en heilige Drieeenheid geloofde, als den voornaamsten grondslag der geheele Goddelijke Openbaring, de stichting van het Heilig Verbond. Wij vinden in de geheele akte van dit verbond, zoo als dezelve uitgevaardigd is te Parijs den 14/26 September 1815, en onderteekend is door de toenmalige Keizers van Oostenrijk en Rusland en den Koning van Pruisen, geen enkel woord over de Drieëenheid. Wel staat aan derzelver hoofd: In naam der allerheiligste en der ondeelbare Drieeenheid. Maar, wien is het onbekend, dat dit eene gewone diplomatieke spreekwijze is, die even zoo min in derzelver letterlijke beteekenis kan genomen worden, als de woorden: Liefde, Vrede en Barmhartigheid, geplaatst op de vaandels der Spaansche Inquisitie, en dus in dit geval niets bewijst? Men zou op denzelfden grond kunnen beweren, dat TALLEYRAND en zelfs SILVAIN VAN DE WEIJER ijverige voorstanders der Drieëenheid waren! In één woord, de oordeelvellingen over personen en zaken, in dit werkje voorkomende, zijn te eenzijdig, te partijdig en, waarom zouden wij het zwijgen, te piëtistisch, dan dat wij het als eene geldende authoriteit tot beoordeeling van het karakter en gedrag van den genoemden Vorst durven aanbevelen.

Geschied- en oudheidkundige Wandelingen door het Eiland Walcheren. Door J. AB UTRECHT DRESSELIUIS. Te Middelburg, bij de gebroeders Abrahams. 1842. In kl. 8vo. 194 bl. f 1-90.

De Schrijver van dit boekje, geleerd kenner van Zeelands aloude gesteldheid en geschiedenissen, gaf vóór eenige jaren Geschied- en oudheidkundige Wandelingen door de Eilanden Zuid- en Noord-Beveland (*) in het licht, in welke, (*) Góes 1832 - 1837.

« PreviousContinue »