Page images
PDF
EPUB

Korte en eenvoudige verhandeling van al hetgene, dat bij de bebouwing der kleigronden en de bemesting en bezaaijing van dien, alsmede van het behandelen van den oogst en het hooi, en de wijze van betassing van hetzelve; voorts van alles wat een landbouwer of beweijer van weilanden kan te stade komen, op grond van meer dan 40 jarige ondervinding, beschreven door c. L. PUNT, landbouwer onder de Willemstad. Te Dordrecht, bij H. Lagerwey. 1842. In gr. 8vo. VI en 52 bl. ƒ : - 50.

De kundige landbouwer, die reeds een en andermaal de vruchten van zijne ondervinding tot berekening der zuivere inkomsten van eenen landbouwer en over de bewerking der meekrappen in de meestoof aan de beoefenaars van de landhuishoudkunde heeft aangeboden, werd door het gunstig onthaal van zijnen arbeid aangemoedigd om nogmaals zijne opmerkingen aan het publiek mede te deelen. In het thans aangekondigde werkje handelt de schrijver van de braking der landen, over de bebouwing en bezaaijing der bouwlanden in de volgende jaren, en wat daar bij in acht moet genomen worden. Van de wieding en zuivering der veldgewassen sedert haren wasdom. Van de bewerking van het klaverhooi, van het hooigras of washooi, der te veldstaande en rijp geworden vruchten en gewassen, over de tassing der granen, over het dorschen der granen, het voêren en drenken van het vee.

Zou men te regt bij den verdienstelijken Schrijver eenige meerdere theoretische kennis verlangen, zoo beantwoordt de inhoud van het werkje in alle deelen aan het op den titel aangekondigde, dat alles gegrond is op eene langdurige ondervinding, van welke door den verstandigen landbouwer, zonder zich door gehechtheid aan het oude te laten terug houden, een zeer nuttig gebruik is gemaakt. De spelling is over het geheel zuiver, en aan eenige provincialismen zal zich geen weldenkend lezer in een werk van dezen aard ergeren. Wij bevelen hetzelve aan de opmerkzaamheid van ieder, die belang stelt in den bloei van zulk eene rijke bron van welvaart, als zonder twijfel de landbouw mag geacht worden.

BOEKBESCH. 1843. No. 13.

Rr

Wittenberg en Rome, historisch-romantisch tafereel uit de geschiedenis der Hervorming. Naar het Hoogduitsch van II. E. R. BELANI. Eerste deel. Te Rotterdam, bij H. A. Kramers. 1843. In gr. 8vo. VI en 422 bl. 1ste deel, f 3-75. Tweede deel. 325 bl, ƒ 3-:

Dat een geacht leeraar der Nederlandsche Hervormde Kerk

zich in de voorrede bekend maakt als den Vertaler van dit werk, verstrekt reeds in eene zekere mate tot eenen waarborg, dat wij hier geen' roman van den alledaagschen stempel zullen aantreffen, maar dat veeleer de romantische vorm hier tot bereiking van een oogmerk gebezigd wordt, van meer belang dan dat, hetwelk voornamelijk bestaat in het verschaffen van aangenaam onderhond en tijdkorting. En zoo is het ook in de daad. LUTHER'S strijd met het Pausdom is het eigenlijke middenpunt van het werk. Dezen ook in ons vaderland onder dezulken bekend te maken, die romanlektuur boven de beoefening van geschiedenis stellen, is het oogmerk van den Vertaler. Ook Nederland ondervindt de werking van eene heillooze ultramontaansche factie. Daarom is het verband, waarin dit werk staat tot de behoefte van onzen tijd en het Protestantisme ook in ons vaderland, hierin gelegen, dat hetzelve den aanwas van eene naar wereldlijke heerschappij dingende hierarchie, het zelfzuchtig overschrijden van de grenzen der geestelijke magt door het Pausdom, de onverdragelijke Priesterheerschappij, die nog heden den middeleeuwschen leeftijd terug roept, aangrijpt en bestrijdt met het wapen der geschiedenis. De roman is slechts de vorm, die hier gekozen is om aan de geschiedenis licht worden in eenen stikdonkeren tijd ingang in het volksleven te verschaffen. De geschiedenis van den aanvankelijk tegen LUTHER ZOO zeer bevooroordeelden GUIDEON en van de schoone Salzburgsche is de keten, welke verschillende belangrijke tafereelen van LUTHER's hervormingswerk aan elkander verbindt, is eene terugkaatsing van het leven en de werken des grooten Hervormers. De waarde van het werk is nog daardoor te grooter, dat al de in de geschiedenis van dien tijd bekende personen, in hunne handelingen en woorden, naar waarheid voorgesteld worden. Ofschoon dus de toeleg om den lezer aangenaam te onderhouden uit den aard der zaak ondergeschikt is aan het reeds genoemde

[ocr errors]

het

doel, verdient echter het werk, ook uit dit oogpunt beschouwd, meerderen lof, dan wij de groote menigte van dagelijks uitkomende romans waardig keuren. Eene enkele verbetering hadden wij van den kundigen vertaler verwacht. Het doen optreden van Jezuiten en het spreken van eene Jezuitische opvoeding in het jaar 1517 is een anachronismus, daar IGNATIUS VAN LOJOLA zijne, naderhand zoo beruchte, orde der Jezuiten eerst in het jaar 1534 gesticht heeft, en zeker eerst, na tot nog toe een zeer wereldsgezind krijgsman geweest te zijn, omstreeks het jaar 1523, er aan begon te denken, de stichter te worden van eene nieuwe geestelijke orde. Maar, daar wij gaarne aan den Eerw. Vertaler den welverdienden lof toekennen, dat zijn arbeid over het geheel goed volbragt is, gelde deze aanmerking meer als een blijk, dat wij het werk met eenige opmerkzaamheid hebben gelezen. Het verstrekke den Vertaler tot eene aangename belooning voor zijne aan dit werk besteede moeite, dat die geestdrift en liefde voor het licht, de waarheid en de Christelijke vrijheid, welke in dit werk heerschen, mag overgestort worden in het gemoed der lezers, en zich alzoo verspreiden onder een volk, dat aan zulke beginsels deszelfs bestaan te danken heeft.

HENDRIK en MARIA, de Protestantsche en Roomsch-Catholieke jonge lieden in wederzijdsche betrekking. Een perhaal uit den tegenwoordigen tijd. Te Amsterdam, bij G, J. A. Beijerinck. 1842. In gr. 8vo. VI en 352 bl. ƒ 3-60, ..

Het oogmerk van den Autheur met de uitgave van dit

werk is eene voorstelling te leveren van den oorsprong, het karakter, de vereischten en den invloed van het Protestantisme, in tegenoverstelling van het Roomsch-Catholicisme, zoo als zich dat, vooral in den tegenwoordigen tijd, in ons vaderland ook vertoont. Deze voorstelling is door den Schrijver vooral ingerigt naar de vatbaarheid van onderzoek lievende, maar ongeletterde en, met de geschiedenis niet genoegzaam bekende lezers, terwijl hij, om deze voor-,, stelling een aangenamer voorkomen te geven, haar in een ligt romantisch kleed hulde. In zoo ver kan dit verhaal aanspraak maken op den naam van Roman, dat het den ongelukkigen afloop voorstelt van eene liefde-betrekking tus

schen een jeugdig paar van de op den titel genoemde verschillende godsdienstige gezindheden. De verdrietelijkheden, aan het Roomschgezinde meisje aangedaan door haren onverdraagzamen pastoor en door hare onverstandige geestdrijvende moeder, berokkenen haar eenen vroegen dood.

Zelfs geen Recensent kan bij de aankondiging van een werk als het onderhavige geheel onpartijdig zijn. Is hij een Roomschgezinde van den gewonen stempel, dan zal hij tegen de lezing van het boek waarschuwen, is hij zelfs een orthodox aanhanger van deze of gene protestantsche gezindheid, dan zal hem de liberaliteit, die in het werk heerscht, hinderen. Een oordeel, hetwelk allen bevredigt, zal moeijelijk voor een gemengd publiek geveld kunnen worden. Nogtans liberalen, en tot dezen trachten wij te behooren, van welke gezindheid ook, zullen het werk, als een welgeschreven verweerschrift, hunne belangstelling en opmerkzaamheid waardig keuren. Doorgaans is de toon, waarin de verschilstukken behandeld worden, gematigd en ernstig, eene enkele maal meer luimig, zoo als onder anderen kan blijken uit het volgende, hetwelk tevens een woord op zijnen tijd is:

Ik zeg nu maar HEIN! dat Frankrijk zich thans niet langer, bij uitsluiting kan beroemen, het beschaafdste land der wereld te zijn. Naar mijne gedachten is men, in Nederland, duizendmalen beschaafder; want weten de verlichte Franschen hunne voorvaderlijke Godsdienst nog boven elke andere godsdienstbelijdenis, te verheffen; weet men in Zwitserland tegen ultramontaansche geestdrijvers te wake; weet men in Spanje zich tegen buitenlandsche fortuinzoekers te beveiligen: weet men in Pruissen eenen vreemden indringer, beleefdelijk, af te wijzen; wel man! alle die zotheden van eene vroegere eeuw, kent men in ons lieve Nederland niet meer. Hier oefent men eene beleefdheid jegens vreemdelingen uit, die zelfs den gastvrijen Arabier zoude beschamen. En men ontvangt die vreemdelingen niet alleen als goede huisvrienden, en men opent niet alleen voor hen de kisten en de kasten; maar als de commandant van die vreemdelingen zegt, dat onze Godsdienst hem hindert, dat onze wijze van opvoeding en onderwijs hem ergert, dan gaat de beleefdheid zelfs zoo ver, Godsdienst en onderwijs te veranderen, zoo dat niemand de Nederlanders van overgroote onbeleefdheid kan beschuldigen."

Het werk is geschikt om over de waarheid in godsdienstige gevoelens na te denken, en om te waarschuwen tegen alles regtvaardigende onverdraagzaamheid en valschen of onverstandigen godsdienstijver.

BOEKBESCHOUWING.

Het Kruis van CHRISTUS. Achttal Leerredenen door

J. F. VAN OORDT, J. W. ZN., Hoogleeraar te Leiden. Te Leiden, bij P. H. van den Heuvell. 1843. In gr. 8vo. XXIV en 224 bl. ƒ 2-50.

Wanneer wij eenige oogenblikken wijden aan de be

schouwing dezer leerredenen, dan zien wij ons reeds terstond den maatstaf der beoordeeling in handen gegeven, door hetgeen de geleerde Opsteller zelf aangaande het doel der uitgave heeft aangemerkt in zijn woord aan den lezer. De stukken, die hier voor ons liggen, zien het licht, zoo als zij voor den Christelijken leerstoel werden neêrgeschreven, en in onderscheidene jaren, doorgaans zonder eenig verband tot elkander, werden uitgesproken. De Hoogleeraar erkent zelf, dat zij, wat althans het grooter deel aangaat, van de zijde der kunst, hetzij men op het plan, hetzij op de ontwikkeling lette, ook in vergelijking van zijnen overigen kanselarbeid, die onderscheiding niet verdienen, zoodat hij anders had moeten kiezen, indien hij ook slechts eenigen roem als kanselredenaar had willen bejagen. En voor de minder aangename zijde van zijnen stijl, vooral veroorzaakt door de bovenmatige lengte der volzinnen, komt hij met zoo onbekrompene openhartigheid uit, dat daardoor alle onbeleefde critiek van zelf reeds wordt afgesneden. Het was hier den Schrijver alleen om de zaak te doen. Aangevallen op de hevigste wijze, en door de aanklagt gebrandmerkt, dat hij en zijne Groningsche ambtgenooten het kruis van CHRISTUS, des Christens hoogste roem, verijdelden en verloochenden, rekende hij het van zijnen heiligen pligt, om ten aanhoore der gemeente, voor wier regtbank men de zaak der weten-. schap had gebragt, der waarheid getuigenis te geven. De gedachte schokte zijn hart, dat iemand zijner leerlingen of

[ocr errors]

BOEKBESCH. 1843. No. 14.

S s

« PreviousContinue »