Page images
PDF
EPUB

tantsche kerk zelve heerscht alles behalve eensgezindheid; zij wordt als verscheurd door innerlijke beroerten, gelijk ten overvloede door de menigte van boeken en boekjes wordt bewezen, waarin verdediging van eigen, of bestrijding van anderer gevoelen wordt bedoeld.

En waarover loopt meestal de strijd? Is het over het Christelijke leven, over de wijze, waarop het Christelijke beginsel zich in de uitgangen des harten moet openbaren? Ach, neen! Meestal geldt het meer of minder diepzinnige en afgetrokkene geloofswaarheden, de ontwikkeling van deze of gene begrippen, wier algemeene zin en beteekenis door allen worden erkend en aangenomen, maar in wier uiteenzetting en bijzondere bepaling men verschilt. Het eigenlijke doel des Evangeliums wordt daarbij ligtelijk vergeten of op den achtergrond geplaatst. Het is geene leere der bespiegeling, maar der handeling; het moet leven in den mensch verkrijgen door den invloed, dien het op al zijne daden oefent. Bestaat er geene reden, om te vreezen, dat dit maar al te dikwijls wordt voorbijgezien? Zou er geen grond zijn, om te gelooven, dat er onder de grootste ijveraars velen worden gevonden, die bij hunne driftige handhaving der punten des geloofs den eigenlijken geest der Christelijke openbaring, den geest der liefde, der reinheid en der godvruchtige werkzaamheid, geheel of grootendeels missen?

Dat is bitter te betreuren. Wij gelooven niet aan eenen toekomstigen tijd van eenstemmigheid in de Christelijke kerk; wij wenschen zelfs geene vereeniging der verschillende afdeelingen, die, onzes inziens, slechts het sein tot nieuwe scheuringen en nieuwe veete zoude zijn. Maar wij zouden wenschen, dat men zich, bij het bestaande en onvermijdelijke verschil in de opvatting van onderscheidene geloofswaarheden, tot de erkentenis verhief, dat dit verschil, op het waarlijk Christelijke leven geenen invloed behoeft te hebben, dat men, bij de verschillende ontwikkeling van het denkbeeld der openbaring in CHRISTUS, van den persoon des Heilands, van zijnen dood voor de zonden der menschen, tot één en denzelfden geest en zin van Christelijk handelen kan worden gebragt, en dat dit Christelijk handelen het wezentlijke einddoel der Goddelijke openbaring is.

Zulk een Christelijk handelen, voortvloeijende uit een waarachtig Christelijk geloof, niet uit de bijzondere opvatting of verklaring van deze of gene afgetrokkene leerstukBOEKBESCH. 1843. No. 15.

Xx

ken, wordt ons hier met eenvoudige, maar schoone trekken afgeschetst. Wie dit boek in handen neemt, om avontuurlijke ontmoetingen, om een romantisch verhaal te vinden, zal zich bedrogen zien. Maar wie er stichting, onderwijs, leering voor hart en leven, in behagelijken vorm gekleed, zoekt, zal het niet onvoldaan ter zijde leggen. Het plan is zeer eenvoudig. De rijke en aanzienlijke grondbezitter, maar wien het aan de ware godsdienstigheid ontbreekt, voelt zich ontevreden en ongelukkig bij al de voorregten, welke hij geniet. Hij vindt tevredenheid en geluk bij eenen armen daglooner, wiens uiterlijke omstandigheden van dien aard zijn, dat zij veeleer onvergenoegdheid en onvoldaanheid met het lot zouden doen verwachten, maar die in het godsdienstige beginsel, dat hem bezielt, steun en sterkte, rust en blijmoedigheid heeft gevonden. Het is het verhaal van den levensloop dezes mans, zijne beproevingen, de wegen, waarlangs hij tot dien Christelijken geest is gekomen, de wijze, waarop deze zich in zijne daden openbaart, wat den grooten inhoud van dit boekje uitmaakt. Het komt ons voor, dat dit boek ook veelzins vrij is van de overdrijving, waaraan de schrijvers van dergelijke werken zich meermalen schuldig maken, en waardoor zij den indruk van hun geschrift verminderen. Wij wenschen het boek in handen van velen, ook van hen, om de woorden van den Vertaler te gebruiken, die wanen, dat zij al doen, wat billijkerwijze van hen gevorderd wordt, althans niet weten, waarin zij belangrijke verandering hunner leef- en handelwijze zouden maken, die bekennen kleine zwakheden te bezitten en door dwaling of drift nu en dan eens te struikelen, maar zonder dat hun dit als eigenlijke zonde kan toegerekend worden. Dezulken vinden, dunkt mij, in den held onzer geschiedenis een spiegel, die hen wel niet zał vleijen, maar hun, zoo ik hope, vele tekortkomingen aanwijzen." Voor de zoodanigen is ook het aanhangsel, cen gesprek tusschen een' predikant en een' landman, dat bepaaldelijk over dit onderwerp handelt, van ernstige toepassing, en zoo wel het een, als het andere, zal met groote stichting gelezen worden.

Wij bevelen dan dit waarlijk Christelijke boekje aan de opmerkzaamheid en de ernstige overpeinzing van alle weldenkenden en heilbegeerigen aan. Het is een uitmuntend geschenk voor jonge lieden, een boek, geschikt ter ver

D

spreiding in velerlei kringen, onder eenvoudigen en meer beschaafden. Wij zeggen den Vertaler dank voor zijne overbrenging, en bidden ook over deze poging, om den echt Christelijken geest onder ons te verspreiden, den Goddelijken zegen. Moge het boekje," wij eindigen met de slotwoorden der voorrede, dat bij alle eenvoudigheid toch zoo velerlei leerzame omstandigheden, belangrijke tooneelen en treffende verscheidenheden aanbiedt, inderdaad strekken, om het belang van ware godsvrucht in leven en in sterven, zoo wel door voorbeelden van derzelver gemis, als van derzelver bezit, op meer dan eene wijze helder in het licht te stellen, den rijke zijne armoede daar buiten, den arme zijn' rijkdom daarmede doen kennen; als eene uitbreiding van PAULUS woorden: de godzaligheid is tot alle dingen nut, en als een krachtige wenk voor ouders, voor moeders bovenal, hoeveel van de zaden afhangt, door haar in het jeugdig hart gestrooid."

De uitvoering van dit nuttige boekje verdient allen lof.

Proeve van luimige Dichtstukjes, door J. KRAMERS, JZ. Te Schoonhoven, bij S. E. van Nooten. In 12mo. 111 en 76 bl. f : - 60.

Dit bescheidene bundeltje verdient een enkel woord van niet ongunstige aankondiging. De Dichter zelf oordeelt er nederig over en verontschuldigt de uitgave. Men kan hem gemakkelijkheid van versificatie en losheid niet ontzeggen; het ontbreekt hem ook niet aan zekere luim, schoon ook niet van de fijnste en hoogste soort. Het groote gebrek van de meeste stukjes is, dat zij te lang zijn en daardoor wel eens gerekt worden. Onder de besten behooren Frans Hals, Aan de Maan, Foltering. Gaarne bevelen wij het bundeltje aan de liefhebbers van zulk eene lectuur, zonder dat wij er daarom hooge dichterlijke waarde aan kunnen hechten.

Minder gunstig is ons oordeel over:

Ernst en Luim. Dichtstukjes door K. L. KLUPPELL., Notaris te Amsterdam. Te Amsterdam, bij C. J. Koster. Post 8vo. VIII en 191 bl. f 2-50.

Het

et ontbreekt hier, behalve aan eigenlijke poëtische waar

de, ook te veel aan het werktuigelijke der kunst, om in de hier geleverde stukjes behagen te kunnen scheppen. Het is berijmd proza en niet meer. GOEVERNEUR had zijn bekend vers met nog een paar voorbeelden, hier ontleend, kunnen vermeerderen, als wij (bl. 32) lezen:

Kom aan mijn hart mijn gade! ach zooveel zielsverblijden
Maakt me een ORPHEUS gelijk, voor 't minst althans zoo waard;
Mogt hij zijn EURIDICE uit 's afgronds kolk bevrijden,
Ik redde in u, mijn ga, mijn grootsten schat op aard.

Doch het schijnt, dat de uitgave met een of ander weldadig doel geschied is, (welk, weten wij niet) en zoo willen wij ons liefst van uitvoeriger kritiek onthouden, en wenschen den Heere KLUPPELL toe, dat hij zijn doel moge bereiken, al kunnen wij hem als Dichter geen' lof toezwaaijen.

Naar het En

Pest en brand, of Londen in 1665 en 1666. gelsch van w. HARRISON AINSWORTH, Schrijver van den Chrichton, de Tower te Londen enz. 11 Deelen. Te Amsterdam, bij J. D. Sijbrandi. 1843. In gr. 8vo. 704 bl. f 7-60.

De

romans van AINSWORTH vallen in den smaak van het Engelsche publiek en blijkbaar ook in dien van het onze. Is dat te verwonderen? Wij gelooven van neen. Het is er verre af, dat wij hem onder de beste romanschrijvers zouden rekenen, maar hij bezit vele eigenschappen, waardoor zijne verhalen met graagte moeten worden gelezen. Hij heeft misschien meer dan anderen levendigheid van verhaaltrant, en, zoo men aanmerkingen heeft op zijne romans, het is zeker niet deze, dat het hem aan handeling en rijkdom van gebeurtenissen ontbreekt. Hij weet daarenboven voor gedurige afwisseling van vrolijker en treuriger tooneelen te zorgen. Voegt men daarbij, dat hij doorgaans een of ander belangrijk tijdvak uit de geschiedenis neemt, hetwelk hij tot grondslag van zijn verhaal verkiest, en dat hij geene moeite ontziet, om den lezer in den tijd te verplaatsen en hem eene getrouwe voorstelling van deszelfs gesteldheid te geven, dan laat het zich gemakkelijk verklaren, dat zijne romans algemeenen bijval vinden. Eigenlijk gezegd is doorgaans de ge

schiedenis van den roman zelven het minste; daarin hoopt hij de gebeurtenissen en avonturen te veel opeen en geeft dikwijls zijnen held eene soort van alomtegenwoordigheid, die den bedaarden lezer eenen glimlach afperst.

De gebreken en de deugden beide van zijnen schrijftrant vindt men in Pest en brand terug. In vele opzigten rekent Rec. intusschen dezen roman onder de besten van onzen Schrijver. De beide gebeurtenissen, waarvan hij in zijn verhaal gebruik maakt, de pest, die in 1665 een groot deel van Londens bewoners wegrukte, en de vreeselijke brand, die in het volgende jaar een niet minder groot gedeelte van de oude stad vernielde, zijn hoogst belangrijk en zijn uitstekend met het verhaal zamengeweven. De kruidenier van Woodstreet, die zich met zijn gezin gedurende den ganschen tijd der pestziekte in zijne woning opsloot, is een merkwaardig persoon, en het is goed gezien, om hem en de zijnen tot de hoofdpersonen van den roman te maken. Treurig is de zedenschildering van den tijd en het hof van KAREL II en van den gewetenloozen en losbandigen Graaf VAN ROCHESTER, aan wien eene groote rol hier is toegewezen. Zoowel zij, die in de voorstelling van den tijd behagen scheppen, als zij, die lust hebben in een levendig en avontuurlijk verhaal, zullen hier voldoening voor hunnen smaak vinden, en wij twijfelen niet, of ook deze roman zal zijne lezers wel hebben. Wij durven hem hun ook gaarne aanbevelen, al heeft de titel ook voor sommigen weinig uitlokkends. Niet de minste gedeelten van het boek zijn die, welke aan de beschrijving van de pest en den brand zijn toegewijd, beide zoo innig met de geschiedenis verbonden, dat zij daarvan een onmisbaar deel uitmaken.

Druk en uitvoering zijn net.

Friesland in MDLXX, of de Watergeuzen. Door w. STORCK Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1842. In gr. 8vo. 308 bl. f 2-90.

Wij willen den Schrijver van dit boek geenszins de verdienste ontzeggen van getrouw de geschiedenis van eenen verwarden en treurigen tijd te hebben gevolgd; maar wie dit verhaal tot uitspanning in handen neemt, zal zich be

« PreviousContinue »