Page images
PDF
EPUB

ook door zijne Poëzij, te verspreiden, die den mensch voorzeker reeds hier niet ongeschikt zullen maken voor eené gemeenschap en eenen omgang met dat Wezen, hetwelk, langs den weg van pligt en deugd, aller gelukzaligheid bedoelt!

Poëzij van vroegere en tegenwoordige Dichters. Verzameld door A. P. WEISMAN DE VILLEZ. Te Amsterdam, bij Schalekamp, van de Grampel en Bakker. 1841. In kl. 8vo. VIII en 261 bl. f 1-25.

Wij bevelen gaarne deze bloemlezing nevens andere be

staande verzamelingen in de welwillendheid van het publiek. Zij heeft dit met de meeste dergelijke bloemlezingen gemeen, dat de keuze uit de nieuwere Dichters beperkt schijnt geweest te zijn. Want in dezen geheelen bundel is slechts één stuk van BILDERDIJK Overgenomen. Wij zouden wel eenige stukken van anderen, hier te vinden, willen missen voor eenige der meesterstukken van onzen grooten Dichter. Bezwaarlijk zouden wij ook toestemmen, dat al deze verzen eigenlijk voor declamatie zijn geschikt; doch daaromtrent heeft ieder zijn eigen oordeel. In allen gevalle vinden wij hier uit vroegere en latere Dichters veel goeds. En zoo vinde dit boek dan vooral onder jongelieden vele lezers!

beoordeeling der stukken komt hier minder te pas, en ook, wat de keuze aangaat, moet het subjectief gevoel van den verzamelaar grootendeels beslissen; en bij het vele goede nemen wij dan ook hier en daar het minder uitgelezene voor lief.

Twee jaren voor den mast. Lotgevallen op enee Zeereis naar de Noordwestkust van Amerika. Uit het Engelsch. II Deelen. Te Deventer, bij M. Ballot. 1842. In gr. 8vo. 636 bl. f 6 - 30.

Dit boek kan uit verschillende oogpunten worden beschouwd: of uit een bloot letterkundig, of uit een philanthropisch. In beide opzigten zal Rec. er zijn gevoelen aan zijne lezers over mededeelen. Wie de persoon des schrijvers is, wordt

hier niet opgegeven; van elders is het bekend, dat hij DANA heet. Tot eene wetenschappelijke loopbaan opgeleid, werd hij door eene gevaarlijke oogziekte genoodzaakt, de studie althans voor eenen tijd vaarwel te zeggen, en te beproeven, of de zeelucht en het zeeleven eenen gunstigen invloed op zijne kwaal mogten hebben. Hij nam het manmoedig besluit, om eene zeereis naar Californië te ondernemen, en wel in dier voege, dat hij daardoor tevens de eerste grondslagen zou leggen van zijne zeemansopvoeding, indien onverhoopt zijn toestand niet zoodanig mogt verbeteren, dat hij tot zijne vorige oefeningen kon wederkeeren, en dus gedwongen mogt worden een ander beroep te kiezen. Twee jaren diende hij alzoo als gewoon matroos voor den mast, en het zijn de ontmoetingen en ondervindingen van deze beide jaren, die hij in het voor ons liggende werk mededeelt.

De lezer ontvangt hier dus geen' roman, maar de beschrijving eener zeereize uit den mond van eenen matroos, een' matroos intusschen, die eene beschaafde en geletterde opvoeding gehad heeft, en derhalve in staat is, om zijne gewaarwordingen en ondervindingen behoorlijk onder woorden te brengen.

Zien wij dan nu de letterkundige waarde van dit boek. Deze is niet te miskennen. De Schrijver toont overal, een bekwaam man te zijn, aan wien het zeer goed vertrouwd is de pen te voeren. Zijne beschrijvingen van het zeemansleven, van de inrigtingen en werkzaamheden aan boord, zijn levendig en gelukkig; men gevoelt bij alles, dat het de taal is van iemand, die zelf ondervonden heeft, wat hij schildert, en deze waarheid der voorstelling maakt eene groote verdienste van het werk uit. Op vele plaatsen verheft de Schrijver zich, boven dit gewone, en verschillende beschrijvingen van zeetooneelen, van storm en andere verschijnselen op de diepte der wateren zijn wezenlijk fraai, ja meesterlijk. Het geeft iets eigenaardigs aan dit werk, dat men gedurig den gewonen zeeman of matroos voor den geest heeft, en daarbij tevens gevoelt, dat een meer dan gewoon ontwikkeld man dit boek schrijft. Dit kontrast boeit. Doch bij deze goede eigenschappen heeft dit werk, als letterkundig voortbrengsel beschouwd, ook verscheidene minder aanbevelenswaardige. Daaronder rekent Rec., dat dit boek, zoo men dit zeggen mag, al te zeer geschikt is om in het volkslogijs en op den bak gelezen te worden, maar daardoor voor het

gewone publiek bijna onverstaanbaar is geworden. Men is in den laatsten tijd aan het lezen van Zeeromans gewoon geworden; maar de Heer DANA geeft ons eene alle maat te buiten gaande hoeveelheid van barre zeetermen, en menig lezer zal bladzijde op bladzijde lezen, waarvan hij genoegzaam niets verstaat. Zeker bragt het onderwerp mede, dat eene meer dan gewone portie scheepsbenamingen en uitdrukkingen hier moesten voorkomen; maar de Schrijver is er toch wat heel kwistig mede geweest, en Rec. gelooft niet, dat het werk er minder om zou geweest zijn, indien deze rijkdom ware besnoeid. DANA schreef toch niet bepaald noch zelfs bijzonder voor den matroos; zijn boek was voor het groote publiek bestemd, en Rec. kan zich niet anders voorstellen, of menigeen zal voor deze veelvuldige zeetermen terugdeinzen en daardoor van de lezing van het werk worden afgeschrikt. Met deze aanmerking staat eene andere in naanw verband, namelijk de groote uitvoerigheid, die DANA aan zijn verhaal heeft gegeven. Zonder nadeel voor de duidelijkheid of ook voor de levendigheid der voorstelling had dit werk merkelijk kunnen worden bekort, vooral dat gedeelte, hetwelk over het verblijf aan de kust van Californië handelt. Daarin is te veel eenzelvigs; het is een gedurig terugkomen op hetzelfde, hetgeen den lezer vermoeit. Over het geheel, en dit zou Recs. derde aanmerking zijn, over het geheel is er te weinig afwisseling in het boek. Het is een scheepsjournaal, zou men kunnen zeggen, maar de Schrijver heeft de gave niet bezeten, om dat journaal door het invlechten van episoden te verlevendigen. Het was zijn oogmerk niet, om een' roman te schrijven, zal men ligt zeggen; maar, ook zonder dat hij dit deed, had hij veel meer afwisseling kunnen geven, dan nu het geval is. Misschien bezat hij de gave van opmerken, waar het den mensch geldt, minder, dan hij die in andere opzigten toont te bezitten. Anders, dunkt ons, moest hij meer partij hebben weten te trekken van zijne reisgenooten, en door de schildering van hun karakter en eigenaardigheden aan zijn verhaal leven hebben bijgezet. Men zegge niet, dat deze menschen te weinig merkwaardigs moeten gehad hebben, dat zij te gering en onaanzienlijk waren, om eenige aandacht te verdienen. Rec. kan dit niet toegeven; men vindt overal en vooral onder zeelieden menschen, die genoegzame eigenaardigheden bezitten, om den bekwamen opmerker stoffe tot

levendige schilderingen te geven, en hier en daar zien wij aan enkele trekken in dit boek zelf, dat het daaraan den reisgenooten van DANA ook niet ontbrak. Maar hemzelven schijnt het aan den geest te hebben ontbroken, om daarvan partij te trekken. Nu krijgt het geheele werk iets eenzelvigs, dat niet weinige lezers, vreezen wij, vóór het einde zal doen bezwijken. Ofschoon Rec. dus gaarne de onmiskenbare verdiensten van deze reisbeschrijving erkent, en haar in vele opzigten met groot genoegen heeft gelezen, kan hij toch niet ontveinzen, dat er, met behoud van dezelfde goede eigenschappen, een veel aangenamer boek van ware te maken geweest, dat ook buiten het volkslogijs en den bak eene geschikte en verstaanbare lectuur opleverde.

Doch het boek heeft eene philanthropische strekking. Het doel van DANA was, eene schildering te geven van het leven, de werkzaamheden en ondervindingen van den gewonen matroos, en daaruit aanleiding te nemen, om te doen zien, wat er tot verbetering van diens lot, met name ook ter verbetering van zijnen zedelijken en godsdienstigen toestand, zou kunnen worden gedaan. Eere zij den Schrijver om deze liefderijke bedoeling! Het laatste hoofdstuk van zijn boek maakt als 't ware de slotsom van zijne ondervindingen op, en ontleent daaruit raadgevingen en waarschuwingen, die door allen verdienen ter harte te worden genomen, die eenigen invloed op het lot van den gewonen zeeman kunnen oefenen. Het is ons bij de lezing intusschen voorgekomen, dat de Schrijver zich op eene enkele plaats door zijne philanthropie tot onbillijkheid laat verleiden. Wij vinden in het vijftiende hoofdstuk eene vreeselijke schildering van een tooneel uit het scheepsleven, waarbij de kapitein van het schip met eene onmenschelijke gestrengheid een paar van het volk laat afstraffen. Wij zullen het gedrag van den man niet verdedigen; maar bij de lezing van het geheele boek drong zich toch de gedachte aan ons op, dat dit een enkel, alleen staand voorbeeld van dergelijke strengheid is op de geheele reis van twee jaren, en dat het naauwelijks billijk mag genoemd worden, om deze enkele bijzonderheid den naam van eenen overigens bekwamen en, zoo 't schijnt, goeden scheepsbevelhebber aan de algemeene verachting prijs te geven. Men moet ook niet vergeten, dat de zaak zich aan DANA, den jongeling uit beschaafden stand en van beschaafde opleiding, geheel anders moet hebben voorgedaan, dan

aan de overige matrozen. Uit het verhaal zelf blijkt, dat er, ten gevolge van de mindere geschiktheid van den eersten stuurman, reeds eenigen tijd eene verslapping in de scheepstucht zich had geopenbaard, en dat de drift van den kapitein daardoor was opgewekt. Nergens in het geheele boek vinden wij elders sporen, dat de kapitein van het schip een dwingeland zou zijn geweest, en vóór dat wij over zijn gedrag bij dat enkele geval een beslissend vonnis velden, zouden wij het oudvaderlandsche: Hoort woord en woord!" gaarne willen toepassen.

[ocr errors]

weer

Zietdaar ons oordeel over dit boek, dat wij overigens gaarne ter lezing aanbevelen aan dezulken, die zich kunnen schikken in de noodzakelijkheid, om veel onbegrijpelijke scheepstermen voor lief te nemen. Rec. vertrouwt, dat deze volkomen juist zullen zijn. Hij kan dit niet beoordeelen, maar gaf het boek eenen Zeeöfficier, die het in dit opzigt hoogelijk prees. Trouwens, geen wonder! Wij lazen in eene openbare aankondiging, dat het door een' onzer bekwaamste Zeeöfficieren vertaald is; dit alzoo te vernemen was ons vreemd, daar in de voorrede daarvan niets blijkt. De aankondiger heeft dus andere bronnen van wetenschap gehad, die misschien wel eenigen invloed op zijne overdreven gunstige beoordeeling van het werk hebben gehad.

Zakwoordenboek van Engelsche Zeetermen, in het Hollandsch overgebragt door . w. SCHOKKER, Onderconstructeur der Marine. 's Gravenhage en Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. 1841. In gr. 8vo. 292 bl. ƒ 2-60.

De Heer SCHOKKER heeft in eene wezenlijke behoefte trachten te voorzien. Zijne betrekking als Constructeur bij de Marine maakte hem meer dan anderen geschikt, om een Woordenboek van zeetermen zamen te stellen, en hij heeft daarmede zeker aan velen eene goede dienst gedaan, in de eerste plaats aan hen, die door hunnen stand en hun beroep dikwijls tot het lezen van Engelsche boeken over de Zeevaartkunde worden gedrongen, maar ook aan het publiek in het algemeen, dat bij het lezen van menige Engelsche reisbeschrijving of ook van menigen Engelschen roman verlegen staat bij het aantal zeetermen, waarop zij stuiten. Hadden de vertalers van MARRYAT dit Woordenboek bezeten, me

« PreviousContinue »